19 maart 2014
(…)
Het zit in de schriftuur, en in de stelligheid waarmee je jezelf op de voorgrond durft te schuiven. Of je onderwerp, de reis. Of allebei, in relatie tot elkaar. Wat zijn je motieven, wat heeft de reis je bijgebracht? Wat heb je gezien, in het land, in het landschap, in jezelf? Terwijl ik dit zeg, of iets van die strekking, realiseer ik me dat ik hieruit een belangrijke les kan trekken voor het geval ik zelf van mijn reis een relaas zou wensen te maken. Ik moet stellig zijn, de dingen voldoende in de verf zetten, ze misschien wel een beetje overdrijven. Verbanden leggen die er op het eerste gezicht misschien niet eens zijn, maar die naar voren komen door de manier van kijken. Ik moet de contrasten uitdiepen, spektakel toevoegen als dat door een al te voorspelbare gang van zaken nodig zou zijn. (…) Ik moet de lezer meenemen, vervoeren, verplaatsen naar iets waar hij of zij niet is: mijn geest en wat ik daarin doormaak, mijn reis en bestemming. Ik moet (…) ook de meest verwende en luie thuisblijver op het puntje van zijn stoel doen zitten. Ik moet ten stelligste proberen hem, of haar, het gevoel te geven dat hij of zij, terwijl ik die hele reis heb gemaakt, ter plaatse is blijven trappelen. Ik moet afgunst opwekken, zin doen krijgen om ook zo’n reis te ondernemen. (Anders krijg ik mijn lezers niet mee.) Ik moet de illusie verschaffen van meereizen, mee afzien, mee genieten. Voorwaar geen sinecure. Dat lijkt mij, in deze tijden van veralgemeend spektakel en getrivialiseerde kicks (wie is nu nog niet naar Compostela gestapt?), geen evidente opdracht.
(...)