zondag 25 mei 2014

tour 21



25 maart 2014


Eergisterenvoormiddag heb ik voor het eerst sinds lang nog eens een wat langere afstand gefietst: 70 kilometer, samen met de wielervrienden van de zondagvoormiddag. Het ging wel goed maar het is me niet goed afgegaan: gisteren voelde ik me de hele dag belabberd, ik had slappe benen, had voor niets fut. Maar goed, het was ook wel een zwaar weekend geweest, met nogal wat consumptie.

Om maar te zeggen dat de fysieke conditie nog verre van goed is, er is nog werk aan de winkel.

Het reisplan boezemt me schrik in. Op dit ogenblik, dat weet ik heel zeker, kan ik de steile ambitie van 100 kilometer per dag niet aan – dat is werkelijk veel te hoog gegrepen. Ik zou moeten trainen, maar het probleem is dat daar nauwelijks tijd voor is, en als er tijd is, dan heb ik simpelweg geen zin om op de fiets te springen.

Ik maak mezelf wijs dat ik die conditie tijdens de eerste week van mijn reis zal opbouwen.

Gelukkig heb ik mezelf langs alle kanten vastgezet. Ik heb al aan heel wat mensen over mijn reisplannen verteld en nu moet ik wel. Sommigen vertellen het zelfs door aan anderen, die ik de afgelopen weken niet heb gezien – en zo kan het gebeuren dat ik iemand tegen het lijf loop die me zegt: ‘Ik heb gehoord dat je een fietsreis door Frankrijk gaat maken? Alleen?’

En dan kan ik het niet ontkennen. Meer nog: ik moet er enthousiast over doen.

Zo was er deze ochtend, bij het opstappen op de trein naar Brussel, Hans. Vrijwel onmiddellijk begon hij over mijn reis. ‘Ik ben jaloers!’ Dat zei hij.

Het is niet de eerste keer dat iemand mij te kennen geeft mij te benijden om mijn plan. Dat helpt natuurlijk ook om erin te volharden. Blijkbaar vinden anderen het jammer dat zij niet kunnen doen wat ik mij nu begin te ontzien, waarvoor ik nu bang begin te worden! En dan moet ik hén troosten, en zeggen dat het allemaal niet zo benijdenswaardig is! De lange afstanden, het vele klimmen, de onzekerheid met betrekking tot de overnachtingen, het slechte weer – regen, koude, mist, wind, hitte… – het gevaar, de mogelijke calamiteiten, de eenzaamheid, de zadelpijn!
 
Ja, de zadelpijn. Daar heb ik nog het meeste schrik van. ‘Dat zal ik preventief moeten aanpakken,’ orakel ik dan. ‘Kwestie van de zaak op tijd in te vetten.’ Dat weet ik, en dat zal ik dus ook doen. Ik overweeg ook om een nieuw zadel aan te schaffen, ik heb mijn zinnen gezet op zo’n hardlederen Brook’s. Didier heeft mij dat aangeraden: door het kleinere zitoppervlak verminder je het wrijvingsoppervlak en dus de kans op wrijfwonden en irritaties op de bips. Bovendien heeft zo’n zadel de eigenschap zich naar de vorm van je achterwerk te vormen, er als het ware het negatief van te worden op den duur. Maar dan zou ik het nu al moeten kopen en inrijden – een beetje zoals je ook niet met nieuwe schoenen op staptocht moet vertrekken: je moet ze vooraf inlopen en de kans geven zich naar je voeten te ‘zetten’.