wolkenfragmenten
uit Jan Siebelink, Knielen op een bed
violen
1048
Rond de top van de Sinaï stormde en
flitste het al. Kijk, wolken en nevelslierten kruipen tegen de steile
helling op. Mozes is daar en nadert de donkerheid waarin God is.
En God sprak met Mozes. De bazuinen
klonken. Hans liet de berg tieren en razen. Mozes daalde af uit de wolk
met de twee stenen tafelen door Gods vinger beschreven, zag vertoornd dat het
volk van Israël het gouden kalf aanbad en sloeg de tafelen met de geboden op de
rotsen in stukken. (31)
1049
Ronde wolken dreven met hun
schaduw langs de maan. (64)
1050
Een lekker weertje, een paar donzige wolken
aan de hemel (…) (88)
1051
Boven hem was de diepte van de hemel met
een paar schapenwolkjes rondom de bedden met rotsplanten, de limoen, en
de onvergetelijke aanwezigheid van de vader. (171)
1052
Zij wees op de lucht. Waar die net nog
inktzwart was geweest werd een verlichte afgrond tussen de wolken
zichtbaar. (224)
1053
Als de jongste dag was aangebroken zou
God op de wolken verschijnen en het kaf van het koren scheiden, de muren
van de huizen zouden omvallen als ooit in Jericho. (275-276)
1054
Op sommige plaatsen, boven de kassen,
boven het glas van de broeibakken, valt het licht in de winter zelfs bij bewolkt
en grauw weer zo stralend dat je denkt aan een vroege augustusdag. (385)
1055
De wolken aan de hemel waren
vuilgrijze vlaggen (…) (396)
1056
Bereklauw drijft naar hem toe, hij kan
op Herderstasje springen, een regenwolk scheert over het laguneland,
door het blauw. (440)