zondag 21 februari 2010

mijn woordenboek 249

AKKOORD

Het akkoord houdt zich ergens halverwege op. Het eens zijn met iemand betekent: een toegeving doen, zonder daarbij gezichtsverlies te leiden. Het zal wederzijds zijn of niet zijn. Er moet sprake zijn van een win-win. Het akkoord is een toegeving die de gedaante aanneemt van een overwinning. De achterban moet het kunnen slikken.

Het akkoord wijst op een vorm van conformisme en, eventueel, vleierij: ‘Ik ga helemaal akkoord met…’ – en dan volgt meestal de naam van iemand die vreemd genoeg altijd in hóger aanzien staat. Want met iemand van geringere status valt er in het akkoord geen eer te behalen. Als we dezelfde mening hebben als zo iemand, doen we er liever het zwijgen toe.

Als we toch expliciet akkoord gaan met iemand met een geringere status, dan willen we op die manier iets bekomen – zij het dat dat iets zich op een ander vlak bevindt. Ook hier is sprake van een afweging: het gezichtsverlies dat we lijden door akkoord te gaan met de persoon met een geringere status wordt gecompenseerd door een andere waarde dan deze die gelegen is in het hebben van dezelfde mening. Wij kunnen bijvoorbeeld door de persoon met de geringere status gelijk te geven hem, of haar, beter in onze machtsgreep knellen en hem op andere manieren en andere vlakken aan ons knechten.

Inhoud is zelden waardevrij. Er speelt vanalles mee in onze oordeelsvorming. Onberekenbaarheden, imponderabilia. De meningsuiting is vrij, zegt men, maar dan mag je wel even geen rekening houden met de sociologische ballast van afweging en berekening die eraan vast hangt. Het akkoord is altijd veel meer dan de eenvoudige vaststelling van een gelijklopendheid in de meningen; er speelt altijd een berekening mee.

Tenzij, tenzij er zoiets bestaat als een soevereine meningsvorming, een totale, absolute eigenzinnigheid, een volstrekte onconventionaliteit, een volledig onthecht zijn van sociale implicaties.