woensdag 24 februari 2010

debuut 19

Een nieuw taalhuis

Joana Serrado (1979), die eerder al in het Portugees een bundel publiceerde, werkt in Groningen aan een theologisch proefschrift. Ze studeerde Nederlands in haar geboorteland. Drie van de vijf onderdelen van de tweetalige bundel Emparedada / Uit de muur werden in het Portugees geschreven en door Arie Pos naar het Nederlands vertaald, een werd rechtstreeks in het Nederlands geschreven, en een in het Latijn en ook naar het Nederlands vertaald, eveneens door Arie Pos. Strikt genomen is hier dus enkel van een debuut in het Nederlands sprake voor wat betreft het vierde onderdeel. Dat is de gedichtencyclus ‘Uit de muur’. Vreemd, overigens, is dat de Portugese bundeltitel dezelfde is als de titel van het tweede onderdeel, ook een cyclus, ‘Ingemetseld’, terwijl de Nederlandse bundeltitel gelijk is met die van de cyclus die in het Nederlands is geschreven maar die in het Portugees dan weer ‘Da Parede’ heet. Ook de ondertitel die deze bundel – enkel in het Nederlands – heeft meegekregen, Een gedichtencyclus, zorgt voor verwarring want de bundel bestaat uit meerdere cycli. Of dan toch uit vijf onderdelen waarvan er slechts twee een cyclus kunnen worden genoemd – aangenomen dat een cyclus uit meer dan één gedicht bestaat.

Hebben Portugezen het recht om te dichten in de Nederlandse taal? Uiteraard! Daarvoor moeten zij, wat mij betreft dan toch, geen verhandeling schrijven – zoals Joana Serrado doet met haar vijfde en afsluitende bundelonderdeel, ‘De Vrije Zang’. Zij noemt deze pamfletachtige of verordeningachtige tekst een ‘verhandeling over het recht dat Portugezen bezitten om te dichten in de Nederlandse taal’.

Het eerste bundelonderdeel is, strikt genomen, ook niet echt poëzie. Je zou het een stukje poëtisch proza kunnen noemen, een prozagedicht. Het wordt aangekondigd als ‘Manifest’ en het draagt de titel ‘Een brandende tong’. Het gaat over een ‘perverse vertaler’ die in Portugal afrekent met God en as en vrouwen, en die naar liefde hunkert.

Ook het derde onderdeel is niet echt een cyclus want het bestaat uit slechts één gedicht: ‘Klompen’. Hier scharniert de bundel tussen beide bundelonderdelen die wél cycli kunnen worden genoemd: de in het Portugees geschreven cyclus ‘Ingemetseld’ en de in het Nederlands geschreven cyclus ‘Uit de muur’.

Met deze structuur voor ogen gelezen, blijkt de bundel, op zijn geheel genomen, het verslag te zijn van een bevrijding, van een afstand nemen niet alleen van een land maar ook van een taal, van het zoeken en herwinnen van een nieuwe identiteit. Hier het gedicht ‘Klompen’:

Ik wilde je zeggen hoe mijn stappen zijn die mij van je verwijderen.

Hoe ik niet leef voor jou, niet eens schrijf voor jou.

Hoe ik niet denk aan mijn liefde en je evenmin bemin in gedachten.

Hoe ik je niet zie op de plaatsen waar we nooit samen waren.

Hoe je me niet vertrapt wanneer je me dwingt je stappen te volgen, of hoe je
me niet plet wanneer je de schoenen uittrekt van de leonoors die drinken uit jouw bron.

Hoe ik ferm en vol vertrouwen door de Nederlandse weiden loop, tussen koeien en
modder, en me steeds verder van je verwijder.

Hoe mijn stappen zich verwijderen van jouw stappen, rennend naar de verre verten,
in de hoop dat de wereld werkelijk rond is, en niet plat,
en dat ik op een dag achter je sta, mijn handen op je ogen leg en zeg
a minha pátria já não é a minha língua.
Die laatste zin luidt in de Portugese versie op de linkerpagina: ‘mijn thuisland is niet meer mijn taal’. Wat ‘leonoors’ (leonores) zijn, heb ik niet kunnen achterhalen.

Het tweede onderdeel, de cyclus ‘Ingemetseld’, toont ons een volledig afgedicht huis: de deuren zijn gesloten (en de sleutels zoek), de vensters zijn afgedicht, de keldergaten gebarricadeerd met boeken, met oud kristal, met ‘geborduurde tapijten uit Arraiolos, gemaakt / van spataderen in kruissteek’, en met ‘hemelse kurk / dat de stemmen opzuigt in een scheerlingse schemerlamp’. De weg naar de zolder leidt over puin, spijkers en splinters. En het is er donker:

Er is geen licht
er zijn geen zekerheden.

Elk moment
verzinken we
en vallen we in het puit.

Dan komen we boven, op het dakplat waar we naar ontploffende sterren kunnen kijken en waar we beseffen dat ‘je zwaarte moet verliezen om te kunnen vliegen’.

In de tien in het Nederlands geschreven gedichten van de cyclus ‘Uit de muur’ zien we een dichteres op zoek naar een houvast in een nieuwe taal, in een nieuw land. Ze proeft, (gespeeld?) stuntelig, de smaak van die taal, terwijl ze verwonderd kijkt naar de eigenaardigheden van het land. Zo kan het gebeuren dat zij in woorden, die niet één native speaker als taaleigen zou beschouwen, iets typisch Nederlands op het spoor komt. Het woord ‘luttikhuis’ bestaat, voor zover ik met de hulp van Google kan beoordelen, in Nederland enkel als familienaam (en in Vlaanderen al helemaal niet): ‘taxibedrijf Luttikhuizen’ te Losser of ‘musicus Dick van Luttikhuizen’ in Dordrecht. Serrado moet die naam ergens hebben opgevangen en gebruikt hem – omdat hij zo mooi klinkt wellicht – in het gedicht ‘Luttikhuizen’: ‘Gevonden / een luttel luttikhuis op de Ossenmarkt’. In dat luttikhuis wonen nijlpaarden, en er gebeuren nog wel meer rare dingen: ‘Bach kwam van beneden / Piaf door de binnendeur […] // Een demiurg / schept marsepein op de trap. // Ik hoor de zenuwslopende stofsuiker die mijn lichaam / opzuikt.’ (Geen toeval dat de muziek, als universele taal, een brug vormt tussen de verschillende taaleigens.) ‘En ook: ‘hun helende zaligheid / kon ik nooit vertalen / alleen dyslectisch verlaten’. ‘Verstond ik maar de kunst van het vertalen’, verzucht de nieuwaangekomene, ‘Alles is met dode taal beslagen’.

De nieuwaangekomene zoekt naar een huis in de taal maar ook in de stad, in een overvol Holland. Zij belandt in een transitzone, tussen inburgeraars en sans papiers:

Terwijl
de zondaren
zonder papieren
opgeofferd worden
binnen de wanden
van een schip-hol-land.

Stilaan verwerft ze voor zichzelf spreekrecht, op basis waarvan ze dan fier, in het laatste bundelonderdeel, haar verhandeling over haar recht als Portugese om in het Nederlands te dichten kan neerpennen – en ze doet dat in het Latijn, opdat elke ontheemde haar zou begrijpen.

Joana Serrado
Emparedada / Uit de muur
Passage, Groningen, 2009
72 p./ € 14,50

Deze recensie verscheen in Poëziekrant 2009/7