zaterdag 13 februari 2010

dag 809 – 091103 dinsdag

De hier volgende tekst wordt gebruikt als catalogustekst bij de tentoonstelling van Evelien Hiele tot 7 april 2010 in de Brusselse galerie Guest Room, Renier Chalonstraat 1050 Brussel, woe tot zat van 14 tot 18 u


Een altijd onvolmaakte ordening

Evelien Hiele is voldoende schilderes om niet te vergeten dat haar schilderijen in de eerste plaats schilderijen moeten zijn: met overwogen toets geborsteld, met zin voor kleurafweging, compositie, grafische, picturale kwaliteit. Zo verleent zij haar werk een kracht zonder dewelke het zou afglijden naar de anekdotische, moraliserende, sentimentele illustratie. Nu is het tegendeel waar: Evelien Hiele slaagt erin, nu al (ze is amper 25), om beklijvende, pregnante, sterke beelden te maken die ons niet alleen elk afzonderlijk maar bovendien ook nog eens als geheel aanspreken: dit nog prille oeuvre is consistent en vertegenwoordigt een zeer herkenbare, al luid en duidelijk sprekende stem.

Waarover spreekt die stem? Dat laat Evelien Hiele liever in het midden. Niet dat deze onbeslistheid een bewuste strategie is. Wel communiceert Evelien Hiele met haar krachtige signalen ook over het zoeken, de onzekerheid, het ongewisse zelf.

De voorstudies op A4, die vaak aan de schilderijen voorafgaan, zijn ‘gemengde technieken’: collage, acryl, potlood. Evelien Hiele laat zich leiden door haar lectuur van foto’s in de krant. Vormen die haar aanspreken, plaatst zij, zonder ze klakkeloos te kopiëren, als rekwisieten in een landschap, dat hierdoor een decor wordt. Van welk stuk? Dat is niet duidelijk. Evelien Hiele creëert vooral een sfeer, zij wekt emoties op. Gelukkig zijn deze beelden niet in die mate eenduidig dat zij ons één welbepaalde emotie opdringen. Deze beelden blijven enigmatisch. Ze intrigeren.


Af en toe zien we een mens. Maar: ‘De mensen die ik afbeeld, zijn geen mensen meer,’ zegt Evelien Hiele. ‘Zij zijn gezichtsloze spelers in een leeg landschap. Ja, ik ben mij bewust van het feit dat mijn werk ecologische connotaties zou kunnen oproepen. Ik lees in de krant vaak de artikels over het milieu.’ Evelien Hiele heeft het over de kwetsbaarheid van de zoekende mens in een beschadigde wereld. Zij is een kind van haar tijd.

Op een van de schilderijen zien we onderaan een groene, cirkelvormige vorm. Uit de voorstudie blijkt dat het uitgangspunt een geologisch curiosum was: een grote, komvormige rots. Op de bovenste helft van het doek heeft Evelien Hiele een stuk oranje, met ronde gaten tegen wegwaaien beveiligd afrasteringsplastic geschilderd, zoals je het vaak bij wegenwerken ziet. Een van de paaltjes waaraan dit plastic is bevestigd, staat scheef.

Op de schilderijen van Evelien Hiele staan veel paaltjes scheef. Vaak zijn het van die wit-rode landmeterpaaltjes. Aan de orde die wordt aangebracht met naar afwezige mensen en naar menselijke activiteiten verwijzende elementen (op het picturale vlak zijn dit tegelijk altijd ook grafische elementen) mankeert dikwijls iets. De domesticatie van de woeste bodem mislukt. Dat verleent deze schilderijen iets dramatisch: de orde die aan het op zich desolate, postindustrieelachtige landschap wordt opgelegd, is onvolmaakt en kan niet anders dan onvolmaakt zijn wat ze is altijd arbitrair. Het gaat om onze klunzige poging om de wereld tot leefwereld te maken of, erger nog, te beheersen. Alsof wij daar iets aan te zeggen zouden hebben.
De paaltjes en vlaggetjes duiden ook op ordening in die zin dat ze ook naar grenzen verwijzen. Zij getuigen van onze kinderachtige pogingen het onmetelijke en onbegrijpelijke in kaart te brengen. Ook de connotatie met speelgoed en modelbouw is nooit ver uit de buurt. Dat verleent deze schilderijen iets lichts, daardoor gaan ze niet gebukt onder een topzware dramatiek.