‘De vrouw wil privacy. Daarom heeft de pers zich teruggetrokken naar het einde van de straat.’ Ik vind niets uit: dat is wat de VRT-journaliste rechtstreeks vanuit Ploegsteert op mijn tv komt zeggen. Zij is daar om ons ter plekke te vertellen wat het recentste nieuws (of niet-nieuws) is in verband met de verdwijning van een vierjarige kleuter.
De mededeling leert mij drie dingen – en ik heb het hier even niet over de vraag of de verdwijning van een kleuter, hoe erg dat ook moge zijn, op zich belangrijk genoeg is om een item te zijn in het televisiejournaal.
1. Dit is oorlogstaal. Het wordt normaal gezegd van troepen. De pers trekt zich terug: dat is een troepenbeweging. De vrouw, potentiële leverancierster van nieuws (of van emoties, wat al te vaak een synoniem is van nieuws), is de belegerde vesting.
2. De mededeling is hypocriet. Een moeten wordt omgebogen tot een willen. En vervolgens voorgesteld als een deugd: kijk eens goed goed wij, van de pers, zijn; zie hoe wij de privacy van die vrouw respecteren.
3. Hier wordt met zoveel woorden gezegd: de bescherming van de privacy (wat hier betekent dat deze vrouw wordt lastiggevallen – en het gaat nota bene om een vrouw die net een kind heeft verloren, die haar gezin uit elkaar heeft zien spatten, die schrik heeft om terug bij haar man te zijn) – de bescherming van de privacy is niet langer een evidente zaak. Je mag van geluk spreken als je privacy wordt gerespecteerd, je moet daarvoor op de goodwill van de pers rekenen.