baraque lecture 33
Je kunt het hebben met mensen, met gerechten, met muzieken. Dat het niet gaat, dat het niet klikt. Behoudens misschien een bovenmenselijke inspanning. Of een geprivilegieerde toegang. Of een toevallige samenloop van omstandigheden waardoor je alsnog tot het inzicht komt dat nodig is om ontvankelijk te kunnen zijn.
Ik heb het met Arnon Grunberg. Arnon Grunberg is een auteur die niet bij mij past. De mayonaise pakt niet. Ik weet niet waaraan het ligt. Ik erken, zonder de minste aarzeling, dat hij een groot en belangrijk auteur is. Maar hij spreekt een andere taal en daardoor heb ik de grootste moeite om hem te lezen. Ik had het met De asielzoeker, ik had het met Blauwe maandagen, ik had het met Tirza (zij het in mindere mate, hoewel, in het laatste deel overviel het met toch ook weer) en ik heb het nu met De Mensheid zij geprezen. Het is: not my cup of tea. Ik ben niet compatibel met Arnon Grunberg.
Ik mag van mezelf zeggen dat ik als lezer geen mal figuur sla. Ik ben een goede lezer. Ik ben ook niet dom. Maar De Mensheid zij geprezen is voor mij te moeilijk.
Natuurlijk weet ik wel dat het een antwoord wil zijn op Erasmus’ Lof der Zotheid (het staat met zoveel woorden op het voorplat), natuurlijk voel ik aan dat er hier een dubbele of driedubbele ironie wordt gehanteerd waardoor er niet staat wat er staat en zelfs dat niet, natuurlijk weet ik dat Grunberg hyperintelligent is en met een haast sardonische wellust en ongegeneerd superioriteit zeer graag zijn lezers een rad voor de ogen draait. Ik heb daar op zich niets op tegen. En uiteraard zie ik dat zijn schrijfstijl bijzonder is, dat hij de Nederlandse taal door en door beheerst en dat hij op een briljante manier verrassend uit de hoek kan komen met ongeziene vergelijkingen en gedurfde meningen.
En toch: Grunberg is niet mijn schrijver.
Hoe het komt? Ik weet het niet. Zijn cynisme staat me tegen. Zijn moralisme. Zijn moeilijke gedachtekronkels. Zijn arrogantie.
Niets tegen arrogantie, hoor, maar als ik de sofistische hoogstandjes van de persoon die arrogant is niet begrijp, dan wringt het wél. Want ik voel me in m’n hemd gezet. Ik voel me dom. Ik heb niet alle impliciete verwijzingen en citaten begrepen en gekaderd. Niet dat ik vind dat een auteur me bij het handje moet houden, maar een klein beetje expliciete didactiek moet toch kunnen.
Het is deels aan ijdelheid te wijten, mijn niet houden van Grunberg. Maar toch deels ook aan hemzelf. Want ik bén een goede lezer. En ik ben níet dom. En bovendien heb ik dat gevoel niet bij andere schrijvers, van wie ik ook niet alles begrepen heb. Dat zijn dan schrijvers die genereuzer zijn en zelf ook een stap in mijn richting zetten zodat we elkaar ergens tussen hun en mijn uitgangspunt ontmoeten. Dichter bij hun dan bij mijn uitgangspunt, uiteraard: de lezer moet de meeste moeite doen want de schrijver heeft al iets bovenmenselijks verwezenlijkt, hij heeft namelijk zijn boek geschreven. Maar toch ergens tussen beide uitgangspunten in.
Grunberg blijft hardnekkig en hautain op zijn uitgangspunt staan.
Dit zijn oppervlakkige indrukken. Ik kan ook niet verwoorden waarom ik niet graag verse vijgen of koeientong eet. Of waarom modern klassiek me meestal niets doet. Misschien moet ik nog meer Grunberg lezen om er achter te komen waarom ik niet graag Grunberg lees. En dan zal ik hem misschien toch nog graag leren lezen. Zoals ik na jaren van vooroordelen op een gegeven ogenblik toch iets van jazz leek te zullen gaan snappen. Ach ja. Alleen jammer dat het leven kort is en dat keuzes noodzakelijk zijn. Ik beslis vandaag: ik stap niet mee op met Grunberg. Hier scheiden zich onze wegen.