zondag 23 maart 2008

Dag 208 vVH&C

080313
Overschrijven (88)

Als ik mijn vader heen en weer zag lopen van het ene raam naar het andere, gebogen, de handen op de rug, zwijgend, een ondoorgrondelijke blik in de ogen, vroeg ik me altijd af: ‘Waar denkt hij aan?’ Vandaag weet ik het van mezelf, nu ik zoals hij heen en weer loop, met zijn houding, en ik kan met volstrekte zekerheid het antwoord geven: ‘Aan niets.’

Jules Renard, Dagboek 1887-1899 (Amsterdam 1988), 286