zondag 16 maart 2008

Dag 200 vVH&C

080306 en 080316 – Al die kinderen, jongens en meisjes van dertien, veertien, vijftien…, die voor de schoolpoort, zittend op het trottoir, leunend tegen de gevels, zich de longen uit hun lijf staan te roken… Slungelachtige jongens, vergeven van de machocodes. Meisjes een en al sekssignaal: opgedirkte dellen, strak gegoten en laag uitgesneden jeansbroeken, blote buiken, geprononceerde borsten. Ze staan daar, te wachten, en je vraagt je af waarop.

En dan hoor ik ’s avonds – en ik heb het al vaker gehoord – van G, die op deze blog in een commentaar onlangs nog verzuchtte dat het kunstonderwijs ook niet altijd een zegen is, hoe snel de kwaliteit en de inzet van de studenten achteruit zijn gegaan de afgelopen tien, vijftien jaar. Er is apathie, onverschilligheid, een vrijwel algemene desinteresse. Dan denk ik, maar ik zal wel weer te conservatief zijn, dat scholen die er niet in slagen om voor de poort minstens een schijn van orde te handhaven, erachter oogsten wat ze zaaien.

‘We maken een denkfout’, zeg ik nog tegen G (het gesprek kabbelt rustig voort op pedagogische wateren). We willen per se niet dezelfde oude zeuren worden die onze ouders waren. We willen geen doorslag vormen van hun gezaag. En daarom zeuren en zagen we niet. Of niet genoeg. Maar dat is fout. De relatie die onze ouders met ons hadden is niet te vergelijken met de relatie die wij, op onze beurt, hebben met onze kinderen. Onze ouders en wij, wij leefden nog in dezelfde wereld. Onze kinderen daarentegen lijken op een andere planeet te leven. Ze wíllen niet in dezelfde werkelijkheid leven, dat blijkt uit hun nadrukkelijke hang naar verslavingen – waaronder de verslaafde omgang met het beeldscherm natuurlijk niet de geringste is. Als er dus sprake is van verschillende werelden, en bijgevolg van een daaruit voortvloeiend gebrek aan contact en een verschillende moraal, dan is het niet relevant dat je niet wilt herhalen wat je in je eigen ouders zo verafschuwde.