donderdag 20 maart 2008
Dag 204 vVH&C
080309 – Madeleine vertelt hoe ze ooit een ingeving van haar man volgde, hij wou een keer het Kanaal oversteken. Het moet in de jaren zestig of zeventig zijn geweest. Madeleine ging altijd graag mee met haar man, die graag reisde. Zo gezegd zo gedaan, de maalboot op voor een dagje Dover. Maar toen ze daar ’s avonds, na een dagje Dover, terug in de haven kwamen om met de boot naar huis terug te keren, bleken de ferrydiensten in staking te zijn gegaan. ‘Wat moesten we doen’, vraagt Madeleine nu, veertig jaar later, ‘we konden toch niet de hele nacht met dat kind van zeven jaar’ – er was dus een kind van zeven mee, ik vergat het te zeggen, maar zij had het ook vergeten – ‘over straat tjoolen?’ Dus zochten en vonden Madeleine en haar man en hun zevenjarige kind een goedkoop hotelletje. ‘Geen luxe, maar ik had dat niet van doen. Het was een schoon, proper kamerke.’ Maar goed geslapen? Neen, dat hebben Madeleine en haar man die nacht niet gedaan. Die kleine, die nu 47 is, ja die sliep door alles heen, maar zij, zij deden geen oog dicht. ‘Het waren de meeuwen, die op die kliffen zaten. Ze bleven de hele nacht schreeuwen.’ Van slapen kwam niets in huis. ‘En iedere keer dat het stilviel en dat we dachten dat het eindelijk gedaan was, begonnen ze opnieuw, en nog luider dan voordat ze waren stilgevallen.’