080228 en 080308 – Waarom schrijf ik nooit over muziek? Omdat ik daarvoor de woorden, het vocabulaire ontbeer. Ik kan de klanken niet oproepen, de muzieklijnen, de huivering die het gitaargeweld van Hendrix in de Dylan-cover ‘All Along The Watchtower’; het uitfreaken op het eind van ‘Instant Street’; een tempowisseling, een melodie, een onverwachte frasering; een doorslaande/brekende/wegschuivende stem (Bono in ‘One’: ‘You ask me to enter / But then you ask me to crawl’); de vrolijk-weemoedige blokfluitjes in de aanhef van Nick Caves ‘Breathless’; de gesofisticeerde eenvoud van Brassens en de pathetiek van Brel (‘La vie ne fait pas de cadeaux!’); de bedwelmende herhaling in een Mongools lied tussen de koeien in een joert – en nog zoveel andere muzikale momenten bij mij kunnen teweegbrengen. Hoe de fysieke reactie in de onderbuik, tussen vel en been ergens in de bovenarmen omschrijven? Ik mis het arsenaal van termen, ik ben notenblind. Ik kan wegdrijven op een partita van Bach of samen met de leeuwerik in Vaughan Williams ‘The Lark Ascending’, maar de partituur kan ik niet lezen – en dat lijkt me noodzakelijk om die muziek te begrijpen, te grijpen. Ik kan een boek bespreken, een beeld analyseren, op een nieuwe manier naar een schilderij kijken. Maar muziek is voor mij als een parfum of een streling: vluchtig, onbestemd in haar werking, efemeer en niet onder woorden te brengen.
En dan vergeet ik natuurlijk Karl Zero: ‘Je respecte le passage piéton!’ Wat zou ik daarover in godsnaam kunnen zeggen?