Er zijn mensen die schrijven omdat ze wat te vertellen hebben; anderen schrijven om iets te zeggen, iets wat ze nog niet weten en wat ze hopen te ontdekken door te schrijven, op zoek naar de juiste middelen. Om welk soort literatuur het ook gaat, de primaire drijfveer zou wel eens kunnen zijn dat iedereen zichzelf een verhaal vertelt – en daarmee bedoel ik misschien wel het tegendeel van de levensverhalen die bij elkaar iemands biografie of zogenaamde identiteit vormen. In plaats van of voorafgaand aan de vraag: waarover gaat de tekst?, zou men de vraag moeten stellen: waar gaat het om, wat staat er op het spel, wat is de inzet? Dan heb je het over literatuur, ik bedoel literatuur voor zover ze niet probeert te concurreren met wat andere vormen van schrijven en andere media sneller, efficiënter of gewoon beter kunnen, literatuur die van de traagheid die het schrift nu eenmaal aankleeft een deugd maakt en zich concentreert op reflectie, verwerking, ervaring als bewuste verdubbeling van de beleving, herinnering, kortom haar indirectheid, de afstand en de tijd die voor het schrijven en verwerken vereist zijn. Het gaat daarom bij literatuur meer om manieren van kijken, dan over visies en feiten.
Jacq Vogelaar, geciteerd in Joris Gerits, 365 (Antwerpen 2007), 315-316