maandag 22 oktober 2007

Dag 54 vVH&C

Mon rêve familier

Je fais souvent ce rêve étrange et pénétrant
D’une femme inconnue, et que j’aime, et qui m’aime,
Et qui n’est, chaque fois, ni tout à fait la même
Ni tout à fait une autre, et m’aime et me comprend.

Car elle me comprend, et mon cœur, transparent
Pour elle seule, hélas ! cesse d’être un problème
Pour elle seule, et les moiteurs de mon front blême,
Elle seule les sait rafraîchir, en pleurant.

Est-elle brune, blonde ou rousse ? – Je l’ignore.
Son nom ? Je me souviens qu’il est doux et sonore
Comme ceux des aimés que la Vie exila.

Son regard est pareil au regard des statues,
Et, pour sa voix, lointaine, et calme, et grave, elle a
L’inflexion des voix chères qui se sont tues.


Altijd weer dezelfde droom
Vaak, vreemd en indringend, droom ik van een onbekende vrouw. Ik houd van haar, zij van mij. Zij is, iedere keer opnieuw, nooit geheel gelijk noch geheel een ander. Ze houdt van mij. En begrijpt mij.
Want ze begrijpt mij. En mijn hart, dat – helaas! – alleen voor haar doorzichtig is, vormt niet langer een vraag alleen voor haar. Met haar tranen vermag alleen zij soelaas te bieden voor de klamte op mijn bleke voorhoofd.

Is ze bruin, blond of ros? – Ik weet het niet. Haar naam? Ik herinner me dat hij zacht klinkt en sonoor zoals de namen van de geliefden die verbannen zijn door het Leven.

Haar blik is als de blik van de standbeelden. En in haar stem, ver en kalm en diep, klinkt de buiging van de geliefde stemmen die het zwijgen zijn opgelegd.


Dat is een vrije vertaling van het gedicht van Paul Verlaine, louter op betekenis, min of meer uit de losse pols. En hier volgt de vormvaste vertaling van Peter Verstegen, die vooral de tweede strofe beter begrepen heeft:

Mijn oude droom
Ik droom veel van een vrouw, een droom vreemd en indringend,
Ik weet niet wie zij is maar houd van haar en zij,
Al is er iets aan haar dat in mijn droom steeds wisselt,
Zij wordt toch nooit een ander en ze houdt van mij.

Want zij begrijpt mij en al is mijn hart doorzichtig,
Geen is er, ach! die ’t ooit doorzag behalve zij,
En geen behalve zij schreit tranen die verfrissen
Over dat bleke en bezwete hoofd van mij.

Heeft ze blond haar, of bruin of rood? Ik weet het niet.
Haar naam, dat weet ik, is welluidend en innemend,
Als van geliefden die het Leven reeds verstiet.

Haar blik lijkt van een beeld te zijn en haar stem komt
Van verre, kalm en ernstig, en in timbre zwemend
Naar stemmen van mijn dierbaren die zijn verstomd.

Spiegel van de Franse poëzie, samengesteld door Philip Ingelse (Amsterdam, 2004)