vrijdag 22 juni 2007

Mijn eigen namen (42)

FRA ANGELICO

Is religieuze kunst vandaag nog mogelijk? Die vraag las ik onlangs in een krantenstukje, dat zelf ook alweer veertig jaar geleden geschreven was. Het ging over een te vroeg gestorven beeldend kunstenaar, Raf De Pelsmacker, die voor enkele kerken – in die tijd werden in onze streken de laatste nieuwe kerken gebouwd en aangekleed – beelden had gemaakt.

De fresco’s in de cellen van het San Marcoklooster in Firenze werden door Guido di Pietro, ofte Fra Giovanni bijgenaamd de engelachtige broeder, aangebracht ‘als hulpmiddel voor devotie’, zo leert een van de eerste websites waarheen Google mij leidt als ik een afbeelding zoek van ‘De annunciatie’. (Die van San Marco welteverstaan, want Fra Angelico heeft er meerdere geschilderd.) ‘Met hun perfecte (“immaculate”, grapt de Engelstalige auteur) kleurzetting, hun sobere tekening en compositie, en hun autonomie ten aanzien van de wisselvalligheden van tijd en plaats, creëren ze een sfeer van gezegende sereniteit (“blissful serenity”).’ Dat is wollig kunsthistorisch gewauwel, maar dit lijkt mij in elk geval duidelijk: deze muurschilderingen werden niet alleen aangebracht ‘als hulpmiddel voor devotie’, het aanbrengen ervan zelf moet een vorm van devotie zijn geweest.


Het angelieke van deze schilder – meer dan een ambitieuze kunstenaar een bescheiden ambachtsman nog, een die zijn gave ootmoedig tot een plicht ombuigt – lijkt mij dat hij een religiositeit in beeld brengt en laat voelen, die nu niet meer mogelijk is en zelfs niet meer denkbaar. En ook niet meer navoelbaar. De vijftiende-eeuwse wereld was hard ongetwijfeld, maar wel nog mooi gesloten en overzichtelijk. Er was nog een buiten. Er was nog plaats voor het transcendente; je kon het nog geloven dat je het niet hier moest zoeken, dat het in een ándere wereld op je wachtte.


Dat vooruitzicht maakte wellicht veel goed. Het lijkt in elk geval comfortabel. Ik kan mij voorstellen dat het geluk van Fra Angelico compleet was. Totaal. Zijn kunst toont een argeloosheid die nu niet meer kan zonder dom of naïef te lijken. Het steekt de ogen uit, zo te kunnen zijn. Daarom doet deze schoonheid pijn: ze is niet meer mogelijk. Dit is kunst uit een andere wereld.