vrijdag 1 juni 2007

De kunst van het kijken (2)

Dit is de tweede aflevering in een reeks die is gebaseerd op het boek Jon Thompson, De kunst van het kijken, Ludion, 2006. De auteur bespreekt een tweehonderdtal ‘moderne’ schilderijen.
De opzet van deze stukjes is dat ik eerst beschrijf wat en hoe ik zie, pas nadien de tekst van Thompson lees en zo nodig mijn ‘lezing’ van het schilderij aanvul.

Théodore Rousseau, De Gorges d’Apremont rond het middaguur (1857)
Ik weet niet of dit schilderij mij zou opvallen als het tussen vele andere zou hangen. Dat zou dan wellicht van de textuur afhangen, de manier waarop de verf is aangebracht, de luminositeit ook – zaken die op een reproductie nu eenmaal niet goed kunnen worden weergegeven.
Nu ik toch kijk, zie ik een landschap: een rivierbocht, begroeiing, ik denk een herder met enkele dieren, een rotsformatie op de achtergrond en boven dat alles een vaalgrijze, bewolkte lucht met wit licht. Het jaartal en het toegevoegde tijdstip in de titel doen mij vermoeden dat Thompson het werk heeft opgenomen omdat het in de schilderkunst wellicht een wending aankondigt: weg van de mythologische en historische voorstelling, naar een verstilde en documentaire weergave van een eenvoudige, niet aangedikte werkelijkheid, en naar het onderzoek van de blik – wat dan later in de negentiende eeuw in het impressionisme moet uitmonden.

Thompson:
Théodore Rousseau maakte deel uit van de school van Barbizon. Zijn werk werd systematisch geweigerd op de Salons ‘omdat het afweek van de academische conventies’. Zijn losse toets en ‘vibrerende’ kleuren herinneren aan de Engelse landschapsschilderkunst (Constable, die door Rousseau werd bewonderd). De voorstelling biedt het oog geen centraal rustpunt, de blik zwermt uit over de hele compositie en hecht zich aan her en der verspreide ‘kleine picturale voorvallen’ (onder meer de herder). Daarmee kondigt dit werk de impressionisten aan, maar het verschilt daar ook van omdat Rousseau zijn doeken in zijn atelier borstelde, naar ter plekke gemaakte schetsen. Hij onderzocht dus niet alleen de waarneming maar ook het geheugen.