dinsdag 12 juni 2007
43 * 29,80 * 511
Na een kilometer of acht haal ik een tweetal in. Een ervan heeft een shirt met de vermelding ‘Appels-Serskamp’. De twee rijden nauwelijks trager dan ikzelf moest doen om ze in te halen (ik heb ze een paar kilometer voor me uit zien rijden), dus draai ik wat met hen mee. Dat gebeurt woordeloos, zoals dat gaat met wielertoeristen. Amper twee kilometer ver, ik rijd net op kop, slaan ze achter mijn rug de weg naar Varsenare op. Ik hoor iets wat op een afscheid lijkt, maar kijk niet om. Ik moet alleen verder. Aan het keerpunt in Zandvoorde heb ik, ondanks de zuidwestelijke tegenwind, meer dan 28 op mijn gemiddeldeteller. Ik haal nu moeiteloos 32 en zelfs 34, zodat ik op een gegeven ogenblik boven de 30 gemiddeld uitkom. Dat is, hoe moet ik het zeggen, ‘voor de tijd van het jaar’ en gezien mijn allesbehalve impeccabele levensstijl en trainingsprestaties van de afgelopen twintig maanden, hoopgevend. Ik ga zo rap vooruit dat ik zowaar de bochten moet aansnijden om geen snelheid te verliezen. Een vlinder die het immer voorttollende cirkelvlak van mijn voorwiel denkt te kunnen kruisen, wordt door de spaken daarin vermalen. Wanneer ik terug bij het kanaal van Brugge naar Oostende aankom, nu bij de noordelijke oever, sla ik, in plaats van de kortste weg naar huis via Sint-Pieters te kiezen, rechtsaf en rijd, opnieuw tegen de wind in, tot aan het bruggetje van Houtave. Ik keer dan terug op de zuidelijke oever, dezelfde kilometers als in het begin van de rit, maar dan in omgekeerde richting. Ik rijd gelijk op met een drietal, dat ik op de brug zelf kruiste en dat, op de noordelijke oever, ook op Brugge afstevent.