woensdag 27 juli 2005
39 * 28,14 * 2890
Zes keer het rondje van de Polderstraat en de Aardenburgse weg. Het is zwaarbewolkt, vochtig, doef. De maïs staat manshoog, het koren is zo goed als oogstrijp. Een man loopt met een kruiwagen vol afgemaaid gras midden op de weg. Een paard in de wei staat vreemd met de voorbenen uiteen met z’n staart te kwispelen. En voor het paard stapt parmantig een scholekster (de grote, scherpe, rode snavel) van links naar rechts door het beeld: de eerste keer dat ik zoiets zie, meestal vliegen die beesten paniekerig en schrille tonen voortbrengend weg als er een mens nadert. Wat zie ik nog? Ja, een drietal jonge gasten met een golden retriever op een brugwering. En twee oude mannetjes met een bril en een koerspet op een koersfiets. En twee hippe jonge vrouwen hoog te paard. Ik zie nog andere dingen, mensen, feiten, gegevens, constellaties, kleurcombinaties – allemaal onherhaalbaar en uniek en voor het eerst – maar ze dringen nauwelijks tot me door. Ik maal en maal en herinner me dat ik de vorige keer kramp had in mijn rechterkuit en in mijn linkervoet (en de voorlaatste keer in mijn linkerkuit en rechtervoet), en ook hoe ik vorige week gezwind de Col de Fontaube opreed naast de Ventoux, en ik rijd het laatste stuk op het fietspad van de Moerkerkesteenweg, behoedzaam voor openzwaaiende portieren van geparkeerde auto’s.