ALZHEIMER
Het versponsen van onze hersenen maakt duidelijk dat alles wat wij als zinvol ervaren met geheugen heeft te maken. Kúnnen vergeten mag dan een vorm van geestelijke – of emotionele – hygiëne zijn (zoals Borges en Nietzsche ons leren (de eerste levert een bewijs ex contrario door het verhaal te vertellen van een man die niet anders kan dan alles onthouden en die daaraan sterft; de laatste stelt zelfs dat we het vergeten ‘actief’ moeten kunnen bewerkstelligen)), maar niets kunnen onthouden? Alles wordt in een eeuwig heden vermalen. Lezen? Enkel omdat het het nu aangenaam doet verglijden in een peilloos verleden. Werken? Waarvoor. Ontspannen? Waartoe. Elke vergelijking, essentieel voor ethica of esthetica, wordt onmogelijk want datgene waarmee moet worden vergeleken is alweer verdwenen. Er zijn geen ijkpunten. We herkennen geen gezichten meer. Zijn onze beloftes en voornemens vergeten. Onze angsten, onze hoop, onze verwachtingen. We kunnen zelfs niet meer graag zien omdat graag zien altijd met tijd en dood te maken heeft. Het leven wordt een aaneenschakeling van geïsoleerde fragmenten. Het overzicht is weg. De alzheimerpatiënt is een zak met zeer tijdelijke behoeften en tekorten. Misschien perfect gelukkig want ook het vooruitzicht is er niet meer. Een vooruitzicht dat vaak, op de leeftijd waarop die vreselijkste aller ziekten toeslaat, niet veel anders meer is dan het vooruitzicht te sterven.