zondag 24 juli 2005
Eindelijk van Armstrong af
Bewondering voor de kankeroverwinning, jawel. Bewondering voor de sportieve prestaties van ‘de Amerikaan’, jawel. Bewondering voor het koersdoorzicht en het uitspelen van het psychologisch overwicht, jawel. Maar een absolute afkeer van de méns in het gele shirt. De manier waarop hij – arrogant, hautain, zwelgend in zijn macht en zich geen rekenschap gevend van het aanstootgevende van zijn gedrag – die laatste etappe naar zijn hand zet. Een overbodige etappe, natuurlijk, maar toch een etappe. Het is een wedstrijd, hé, en zolang het niet in de Tour-statuten is ingeschreven dat er alleen nog maar champagne kan worden gedronken en fietsend geposeerd voor ijverige fotografen die alleen het cliché goed vinden, en handjes geschud met der Jan und Alleman, hoef je toch niet uit te sluiten dat er wordt gekoérst? De koppige Belg Philippe Gilbert probeert, tegen alle Armstrong-dictaten in, te ontsnappen. Dat is zijn goede recht. Hij wordt achternagezeten door de Discovery-vazallen. En die glijden uit in een natte bocht. Meneer Armstrong is boos. The Boss is boos en roept Gilbert op het matje. Dit is mijn feestje en dat mag jij, nietige Gilbert of wie je ook moge zijn, niet verstoren. Ik was wel bijna gevallen, hé! Alsof die bocht voor Gilbert niet óók glad was. De koers wordt geneutraliseerd, dit hoort een plezierritje te zijn. En dan dat toespraakje op het podium. Ullrich wordt door de botte, schele Amerikaan boudweg gekleineerd, doordat Basso zonder verpinken als toekomstige winnaar wordt aangeduid. Armstrong als Romeinse keizer. De kindjes uit een vorig huwelijk worden in de armen genomen, gele Sheryll is in tranen. Walgingwekkend vind ik dat. Plat amerikanisme, een cowboy heeft de Tour van zijn ziel beroofd. Ja, ik ben blij dat die kerel eindelijk gaat rentenieren.