dinsdag 5 april 2005

Ik lees Proust niet, ik vertaal hem (20)

Un jour que nous marchions avec Swann dans une rue de Combray, M. Vinteuil qui débouchait d’une autre s’était trouvé trop brusquement en face de nous pour avoir le temps de nous éviter, et Swann, avec cette orgueilleuse charité de l’homme du monde qui, au milieu de la dissolution de tous ses préjugés moraux, ne trouve dans l’infamie d‘autrui qu’une raison d’exercer envers lui une bienveillance dont les témoignages chatouillent d’autant plus l’amour-propre de celui qui les donne, qu’il les sent plus précieux à celui qui les reçoit, avait longuement causé avec M. Vinteuil, à qui jusque-là il n’adressait pas la parole, et lui avait demandé avant de nous quitter s’il n’enverrait pas un jour sa fille jouer à Tansonville.
(I:149)

Op een dag dat we met Swann door een van de straten van Combray wandelden, kwam mijnheer Vinteuil te plots uit een andere straat te voorschijn en oog in oog met ons te staan om nog de tijd te hebben om ons te ontlopen. Met die neerbuigende goedheid van de man van de wereld die, te midden van zijn ontbinding van alle morele vooroordelen slechts in de schandelijkheid van een ander een reden vindt om tegenover hem een welwillendheid aan de dag te leggen waarvan de uitingen des te meer de eigenliefde aanwakkeren van diegene die ze voortbrengt naarmate deze ze als kostbaar ervaart voor diegene die ze ontvangt, had Swann toen een langdurig gesprek aangeknoopt met mijnheer Vinteuil, met wie hij tot dan nooit een woord had gewisseld. En toen was het dat hij hem, vooraleer hij ons verliet, had gevraagd of hij niet eens zijn dochter naar Tansonville zou sturen om er te spelen.

Op een dag toen wij met Swann in een straat in Combray liepen, stond M. Vinteuil die net een hoek om kwam zo plotseling voor ons dat hij niet de tijd had ons te ontwijken, en Swann, met de trotse grootmoedigheid van een man van de wereld die, onder het afbrokkelen van al zijn morele vooroordelen, in de schande van een ander juist een reden ziet om hem met een welwillendheid tegemoet te treden die des te meer de eigenliefde streelt van degene van wie zij uitgaat, naarmate hij het waardevoller weet voor degene die hij ermee bejegent, had lang met M. Vinteuil staan praten, tegen wie hij vroeger nooit het woord gericht had, en voor wij afscheid namen vroeg hij hem of hij zijn dochter niet eens naar Tansonville wilde sturen om wat te musiceren.
(Lijsen I:199-200)