Voor het eerst sinds bijna twee maanden weer op de fiets, en meteen 85 kilometer! De wielervrienden hebben duidelijk niet stilgezeten… Ik had een nacht van nauwelijks vier uur slaap, maar het viel al bij al wel mee. Ook in het terugkeren van Nieuwpoort – want tot daar had de rit ons gevoerd! –, toen er met wind in de rug met 38 per uur werd gevlamd. (Maar ik was wel blij toen er even voorbij Oudenburg halt werd gehouden. De soep die ik in het café aan de Oostendse vaart verorberde, smaakte heerlijk.) De rit zelf bracht veel grijze landschappen met nu eens een reiger, dan weer een aalscholver, een torenvalk, een vlucht ganzen in V-formatie, kraaien en kauwen… En ja, ook meeuwen – maar die is een mens geneigd niet te vermelden in dit soort opsommingen. Er waren veel stukken jaagpad langs kanalen en langs de IJzer, en er was eigenlijk voortdurend, aangezien ik meestal achteraan reed, die wemeling van koerstruikleuren en het malen van machtige benen, een rad van kracht dat zijn energie betrekt uit stevige rennersdijen en -konten.