zaterdag 4 december 2004

Austerlitz (2)

Enkele dagen geleden (22 november) schreef ik hier hoezeer het me plezierde dat de mensen van de leesclubs heel ver waren meegegaan met Austerlitz van W.G. Sebald. Ik wil hier een poging doen om te verwoorden wat ik er zelf van vind. Althans een aanzet daartoe. Ik werk één algemene bevinding uit.

Er is nog altijd die klassieke, negentiende-eeuwse drive, die ons, lezers, met Tolstoj en Dickens en Hugo is ingepeperd, en die tegenwoordig voortleeft in historiserende romans en thrillers of, beter nog, in een combinatie van die twee. Mensen kopen en lezen nog altijd boeken omdat ze verlangen naar een verhaal en een andere wereld. De boeken die daar op mikken, hebben vaak niet veel meer om het lijf dan een kunstig in beeld gebracht (historisch) decor en eventueel een spannend verhaal. Of een verhaal waarin de lezers, vooral dames dan, zichzelf en hun eigen problematiek kunnen herkennen. Maar romans kunnen ons zoveel meer te bieden hebben. Waar zij de ambitie hebben om ons precies dát te tonen, het vermogen om méér te bieden dan een verhaal, verdwijnt vaak de aanduiding ‘roman’ van de titelbladzijde – maar dat is een kwestie van etikettering. Voor mij is een hoeveelheid proza dat de pretentie heeft bellettrie te zijn en een zekere lengte heeft een roman. Die definitie kan niet ruim genoeg zijn.
Austerlitz ontbeert de genreaanduiding ‘roman’. (Denk ik toch, het boek is niet bij mij, ik heb het uitgeleend.) Neen, een verhaal, in de klassieke zin van het woord (met voorstelling van karakters, context, conflict, ontwikkeling van karakters, plot, intrige, catharsis, slot en wat er verder nog allemaal bij komt kijken), heeft het niet. Er is wel – onvermijdelijk – een aaneenschakeling van gebeurtenissen, maar dan wel zodanig dat het arbitrair karakter van de verbanden en de ‘onwaarschijnlijk’ grote rol die het toeval speelt zó opzichtig de klassieke genrekenmerken ondergraven dat dit ondergraven zelf niet anders dan een uitdrukkelijk thema van de auteur kan zijn. Daarover gaat het volgens hem: dat er géén verhaal is. Alleen verbanden, coïncidenties, associaties, nevenschikkingen, toevallige beschikkingen van het lot, terugkerende motieven, en tussen dat alles in een individu dat zijn weg probeert te vinden en die door het leggen en interpreteren van verbanden toch een zin probeert te verlenen aan iets wat op zich, zonder de tussenkomst van een gevoelige ziel, een amorfe, betekenisloze massa zou blijven. Als dat geen spannend ‘verhaal’ is! Hierbij wordt het rechtlijnige van het klassieke verhaal (het chronologisch verloop van de gebeurtenissen) vervangen door een subtiel door elkaar vloeien van verleden en heden, waardoor een soort van gelijktijdigheid ontstaat waarin, om het met A.F.Th. van der Heijden te stellen, een ‘leven in de breedte’ mogelijk wordt, een veel rijker en intenser leven waarbij alles wat voorheen als betekenisloos werd ervaren omdat het niet meteen een plaats had in de plot, nu evenwaardig wordt: alles, of toch heel veel, blijkt ons iets te vertellen te hebben. Een esthetische verheviging in het kwadraat.
Dat is, denk ik, de belangrijkste reden waarom ik Austerlitz een meesterwerk vind. Omdat het zo duidelijk en zuiver en precies dát verwezenlijkt wat de romankunst in de twintigste eeuw een heel eind verder heeft gebracht en tot een medium heeft gemaakt met ongekende mogelijkheden, geschikt om het veranderde wereldbeeld te vatten: het geeft aan hoe het ‘verhaal’ – waarnaar wij natuurlijk, als mens, blijven smachten – er kan uitzien nu er, zoals dan wordt gezegd, geen ‘grote verhalen’ meer zijn. Hoe de waarheid er kan uitzien nu de grens tussen fictie en realiteit, zoals dan wordt gezegd, niet meer duidelijk te trekken is. De waarheid van Sebald is in hoofdzaak een esthetische waarheid. Het is er een die we kunnen ontdekken als we voldoende aandacht hebben voor de dingen en voor hoe we er op reageren.

Dat is een beoordeling van Austerlitz op een algemeen, filosofisch, niveau. Dan begint het ontginnen van de schat en zou er heel veel kunnen worden gezegd over de inhoud, de stilistische kenmerken, de toon (mild, melancholisch), de muzikaliteit, de vertaling (schitterend!), de politieke en ethische stellingname, de (vermoedelijke) autobiografische aspecten, de relatie tussen tekst en beeld (er staan tientallen illustraties in het boek, zorgvuldig gekozen en zorgvuldig geplaatst), enzovoort.