woensdag 8 december 2004

Mijn woordenboek (44)

AANSTOOTGEVEND
Je moet tegen een duwtje kunnen in het leven, maar sommige stoten zijn echt van dien aard dat je niet anders kunt dan wankelen. Steeds minder dingen zijn aanstootgevend, zegt men, maar staan we daarom allemaal zo vast overeind? Misschien schort er niet iets aan ons incasseringsvermogen, maar wel eerder aan ons waarnemingsvermogen. Misschien bestaat het wankelen nu net in het feit dat ons waarnemingsvermogen is aangetast en dat we zelfs niet meer het aanstootgevende van het aanvaardbare kunnen onderscheiden? Misschien zijn we afgestompt?
Aanstootgevend is datgene wat ons waardepatroon aanvalt. Niet aantast maar aanvalt. En hoe val je iets het best aan? Door het in zijn zwakste punt te raken. Het zwakste punt van ons waardepatroon ligt daar waar we het niet kunnen gronden. In elke moraal schuilt een zwakke plek: er zijn ethische problemen of voorkeuren of dilemma’s die niet verdedigbaar zijn. Althans niet op een rationele manier. Welnu: het meest aanstootgevende is datgene wat niet alleen indruist tegen mijn morele principes – die kan ik eventueel nog proberen te verantwoorden – maar wat mij ook raakt in het onvermogen om bepaalde van die principes te motiveren. Waar ik gewezen word op de arbitrariteit van bepaalde voorkeuren. Vreemd dat we dan zeggen dat die dingen heilig zijn. Het is een woord dat we uit een muffe lade in een muffe kast halen om precies die hulpeloosheid toe te dekken.