In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.
april 1991
PAARSE FREDDY EN ZWARTE WILLY
In 1991 was het kunstenfestival Europalia gewijd aan Portugal. Ik werkte toen voor het tijdschrift Kunst & Cultuur van het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten, een van de epicentra van het festival – het was dan ook niet meer dan logisch dat we aandacht aan het gastland besteedden. Net toen verscheen Over de bergen van Gerrit Komrij. Ik lustte de knorrige polemist wel en wierp mij op zijn roman.
Met niet onverdeeld genoegen. Om niet te zeggen dat mijn recensie nogal negatief uitviel. (Toen was ik nog argeloos. Nu zou ik mij er niet meer aan wagen om in een publicatie een boek af te kraken. Daar is de ruimte die nog aan literatuur wordt voorbehouden te klein voor geworden.)
Ik had het vooral moeilijk met de manier waarop Komrij autobiografie en fictie in elkaar liet opgaan. Nu is daar op zich niets mis mee, het hoofdpersonage van elke literator is altijd in grote mate de literator zelf. Maar als zijn worp de kenmerken van een afrekening lijkt aan te nemen, dan mag er al iets meer van de literaire kwaliteit van het gebodene worden verwacht.
Ik ben zo vrij even mijn vijfendertig jaar jongere zelf te citeren: ‘Komrij verlaat herhaaldelijk het standpunt van de neutrale verteller dat hij in het begin van het verhaal heeft ingenomen. Hij lijkt meegesleurd door zijn reële ressentimenten.’
Komrij brengt in Over de bergen, via zijn protagonist, slechts één versie van de waarheid naar voren. Uiteraard is de werkelijkheid van een conflict, zoals steeds, genuanceerder dan het relaas van slechts één van de betrokken partijen. In die werkelijkheid – de werkelijkheid die onmiskenbaar de inspiratie heeft geleverd voor deze roman – komt het tot een zich in Portugal voltrekkende frontale botsing tussen twee culturen: die van de vrijgevochten, steedse en openlijk zijn homoseksualiteit belevende Nederlandse inwijkeling enerzijds en het plaatselijke, traditionele en bekrompen katholicisme in een land dat zich nog niet ten volle van decennia van ideologische onderdrukking had hersteld anderzijds.
Lees hier de volledige recensie: https://pascaldigital.blogspot.com/2019/07/gerrit-komrij-over-de-bergen.html
Mijn euvele daad, Komrij negatief recenseren, kreeg een staartje. In de raad van bestuur van het maandblad waarvoor ik werkte, zetelde Freddy de Vree. Deze cultuurpaus van de toenmalige BRT, steevast gehuld in paarse overhemden waarvan de openstaande bovenste knopen wit borsthaar en een gouden kettinkje onthulden, vuurde tijdens de eerste vergadering na het verschijnen van het nummer waarin mijn recensie was afgedrukt vanachter de blikkerende glazen van zijn pilootbril priemende blikken op mij af. Hij mocht Gerrit Gerrit noemen en was er niet van gediend dat dat broekje het zich permitteerde zijn persoonlijke vriend aan te vallen. Het kon maar beter geen tweede keer gebeuren.
De reprimande die ik toen mocht ontvangen vertoonde grote gelijkenis met een incident dat zich kort daarna zou voltrekken: ik had, onder de geinige titel ‘Te veel Raveel’, een overvolle aan de schilder van zwarte vierkanten en Vlaamse koterijen gewijde overzichtstentoonstelling in het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst besproken, zonder mij ervan bewust te zijn dat de strenge meneer die destijds eveneens in die raad van bestuur zetelde, de toenmalige directeur van dat museum was, Willy Van den Bussche, bijgenaamd Zwarte Willy. (Het PMMK vaart tegenwoordig onder de trendy vlag ‘Mu.ZEE’.)
Beide voorvallen hebben mij altijd ver van de macht en de blijkbaar daarbij horende intimidaties doen ophouden. Het hoeft geen betoog dat die weinig assertieve attitude mij windeieren heeft opgeleverd.
Gerrit Komrij, Over de bergen, 1991