zondag 11 juni 2023

notitie 384

FEIT EN FICTIE IN THERESIENSTADT (5/5)

zie hier voor deel 1/5: https://pascaldigital.blogspot.com/2023/06/notitie-380.html
zie hier voor deel
2/5: https://pascaldigital.blogspot.com/2023/06/notitie-381.html
zie hier voor deel
3/5: https://pascaldigital.blogspot.com/2023/06/notitie-382.html
zie hier voor deel
4/5: https://pascaldigital.blogspot.com/2023/06/notitie-383.html


W.G. Sebald zoekt via zijn personage Jacques Austerlitz aansluiting zoekt met een historische realiteit. Hij doet dat onder meer door te luisteren naar Austerlitz’ verslag over de bezoeken die hij, Austerlitz, aflegt aan de plekken die in die historische realiteit een grote rol hebben gespeeld: Breendonk, Praag, Terezín, Parijs. Wij krijgen op die manier, via de fictie van de romankunst, een rechtstreekser contact met een gruwelgeschiedenis waarvan wij weten dat wij haar, niet geholpen door de fictie, in het beste geval maar een heel klein beetje kunnen navoelen. Sebald illustreert hiermee het grote belang van fictie voor de overlevering van een historische waarheid, en zeker van een onvoorstelbare, onzegbare historische waarheid. Sebald vertelt ook hoe het personage Jacques Austerlitz een concreet contact hoopt te kunnen bewerkstelligen met zijn moeder en met zijn eigen verdrongen verleden als een kind dat uit zijn Praagse omgeving werd weggerukt en op kindertransport naar Engeland gezet. Parallel met dit alles heb ik in dit stuk verteld hoe ikzelf op een van mijn reizen, die ik als een soort van lezen opvat, in contact trad met zowel diezelfde historische werkelijkheid van de Holocaust, als met een boek dat mij zeer dierbaar is: Austerlitz van W.G. Sebald. Sommige passages in dat boek zijn voor mij pas helemaal tot leven gekomen doordat ik de plek op een uitermate bevreemdende en zelfs ontwrichtende manier heb kunnen bezoeken. Dat tot leven komen vond een hoogtepunt in het laatste feit, een laatste realiteit die ik hier ter sprake wil brengen.

In de beschrijving van zijn bezoek aan Terezín vertelt Sebald, via zijn ik-figuur, over zijn ontmoeting met een ‘geestelijk gestoorde man in een versleten pak’. ‘Verder kwam ik de hele morgen niemand tegen in de kaarsrechte verlaten straten van Terezín, behalve een geestelijk gestoorde man in een versleten pak, die mijn pad kruiste tussen de linden van het park met de fontein en in een soort gestameld Duits wild gebarend een onbegrijpelijk verhaal vertelde, totdat ook hij zich uit de voeten maakte en zoals dat heet door de aarde werd verzwolgen, het biljet van honderd kronen dat ik hem had gegeven nog in zijn hand.’ (214-215). Welnu, toen ik na mijn bezoek aan Terezín/Theresienstadt het boek van Sebald een tweede keer las, merkte ik dat mijn eerste lezing niet erg zorgvuldig was geweest want nu pas viel die duistere figuur in Sebalds boek mij voor het eerst op: ik herkende in Sebalds beschrijving van zijn bezoek aan Terezín een persoon die ik intussen zelf in levenden lijve had ontmoet en van wie ik sluiks, vanuit de heup zoals dat dan heet, een foto had weten te maken. Een foto die mij, hoe slecht gekadreerd en onscherp ook, naderhand zeer dierbaar is geworden, en zeker niet alleen omdat de uitgespreide vingers van de man wonderwel rijmen met de geknotte linden van hetzelfde park waar ook Sebald hem moet hebben ontmoet. Via deze foto en de erop afgebeelde man treed ik in nauw contact met mijn geliefde en helaas in 2001, zeer kort na het schrijven van zijn meesterwerk Austerlitz, overleden auteur.