FEIT EN FICTIE IN THERESIENSTADT (1/5)
Ik reis graag. Ik reis het liefst op goed geluk af, onvoorbereid, zeer bereid om het toeval zijn rol te laten spelen. Het nadeel is natuurlijk dat ik veel dingen mis en weinig zaken uitdiep. Maar dit wordt gecompenseerd door het voordeel dat ik verrast kan worden. Dat leidt tot een intensere ervaring. Ik ben er nog altijd niet uit welke manier van reizen de beste is. Ik zou de onverwachte wendingen niet willen missen. Een tot in de puntjes voorbereide reis lijkt soms te zeer op een invuloefening, op het afvinken van een vooraf opgesteld lijstje. Dat verklaart misschien waarom mensen na hun terugkeer zeggen dat ze deze of gene stad of bezienswaardigheid hebben ‘gedaan’.
In 2010 maakte ik met mijn toenmalige vriendin een reis naar Dresden, Weimar en Bohemen. We sneden een stukje Zuid-Polen af en belandden – toevallig – in Terezín.
Terezín is een voormalige garnizoensstad, nu wonen er een kleine drieduizend mensen. Ik kwam er voor het eerst, en wist vooraf niet dat Terezín de Tsjechische naam is voor Theresienstadt. Of juister: ik herinnerde het mij niet, want ik had het kùnnen weten. Ik had toen al een eerste keer Austerlitz van W.G. Sebald gelezen, en daarin komt, onder beide namen, Terezín/Theresienstadt uitvoerig aan bod. Maar ik legde het verband dus niet meteen. Dat is belangrijk om goed te begrijpen wat ik nu zal vertellen.
We parkeerden de auto buiten de omwalling en betraden doorheen wat de hoofdtoegang leek te zijn de versterkte stad. Meteen bekroop een desolate sfeer ons. Veel van de grauwe panden langs de rechtlijnige straten leken vervallen of in elk geval niet bewoond. Maar er was wel bewoning, dat bleek uit de vuilnisbakken die op ophaling stonden te wachten, uit het geringe aantal geparkeerde auto’s, in die tijd nog vooral van Oost-Europese makelij, en uit de aanwezigheid van een café en een armetierige kruidenierszaak.
De eerste levende mensen die we zagen waren vreemd uitgedost. De vrouw droeg een witte hoofddoek met een opvallend rood kruis op, de man een lange loden mantel, lederen laarzen boven de broek en over de schouder een geweer. Een ouderwets ogend geweer.
Het drong al vlug tot ons door onder welke naam we die sinistere plek beter konden kennen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikten de nazi’s het perfect afsluitbare Theresienstadt als doorgangskamp voor tienduizenden mensen die volgens hen geen plaats hadden in de utopie die zij het ‘Derde Rijk’ noemden.
Ik neem er nu de roman Austerlitz bij. Wat verneemt de op Sebald gelijkende ik-figuur van zijn hoofdpersonage Jacques Austerlitz over diens bezoek aan Terezín? Wat zocht Austerlitz daar?
Austerlitz was op zoek naar zijn identiteit en naar wie hij zou zijn geworden indien de nazi’s niet zijn levensloop hadden bepaald. Hij komt te weten dat hij in Praag was geboren, en vindt de plaats waar hij daar met zijn moeder, Agata, woonde nadat zijn vader al de vlucht vooruit naar Parijs had genomen. Vele decennia nadat hij haar als kind voor het laatst had gezien vindt Austerlitz ook Vera terug, de vrouw die zijn moeder bijsprong wanneer zij niet zelf voor haar kind kon zorgen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Agata, nadat ze haar zoon met het laatste kindertransport had laten evacueren, naar het overgangskamp Terezín afgevoerd en van daaruit naar nog groter onheil.
De herinneringen van Vera aan Agata en de peuter Jacques openen een hele wereld voor de oud geworden Jacques Austerlitz, die uiteraard na zijn bezoek aan Praag naar Terezín/Theresienstadt trekt om meer te weten te komen over de omstandigheden waarin zijn moeder is terechtgekomen.