vrijdag 9 juni 2023

notitie 382

FEIT EN FICTIE IN THERESIENSTADT (3/5)

zie hier voor deel 1/5: https://pascaldigital.blogspot.com/2023/06/notitie-380.html
zie hier voor deel
2/5: https://pascaldigital.blogspot.com/2023/06/notitie-381.html

 Ik moet nog verklaren wat de in ouderwetse kostuums uitgedoste verpleegster en soldaat daar deden in de verlaten rechtlijnige straten van het grauwe Terezín waar mijn reisgenote en ikzelf dan toch uiteindelijk hadden begrepen dat we ons in Theresienstadt bevonden – een stad die we nooit zouden hebben aangedaan omdat we ons hadden voorgenomen om nooit een concentratiekamp of wat dan ook van die aard te bezoeken, omdat we vonden dat de werkelijkheid van dergelijke oorden toch nooit te achterhalen valt en het respect dat elk bezoek eraan zou moeten kenmerken uiteindelijk niet anders dan ontoereikend kan zijn.

De situatie werd duidelijk toen wij in de hoofdstraat het enige café van het stadje bezochten. De gelagzaal was gevuld met mannen en vrouwen, maar toch vooral mannen, in historische kostuums. Wat was er aan de hand? Er was die dag – godbetert – een re-enactment gepland. Niet van de nazigruwelen uit de Tweede Wereldoorlog of van de bizarre vervalsing die de nazi’s ten behoeve van het Rode Kruis-inspectieteam hadden laten opvoeren, maar van een veldslag uit de Eerste Wereldoorlog. Daarvoor vormden de kazematten rond de garnizoensstad een geschikt decor. We gingen er een kijkje nemen. Het spektakel was hoogst bevreemdend. Uiteraard kon deze re-enactment in de verste verte niet de gruwelijke realiteit die hij imiteerde benaderen.







Verschillende tijdslagen schoven daar in die kazematten over elkaar: de achttiende-eeuwse militaire vestingarchitectuur, de historische kostuums en wapens uit het begin van de twintigste eeuw, de herinnering aan wat er zich hier in de jaren veertig had afgespeeld, en uiteraard het moment van ons bezoek zelf, vroeg in de eenentwintigste eeuw. Waarbij we ook nog eens het contrast hadden tussen onze eigen levensstandaard anno 2010 en de nog wat achterophinkende materiële cultuur van het land dat de sporen vertoonde van enkele decennia communistisch regime. We zagen mannen die in alle ernst in hun rollenspel opgingen, maar ook vele in contemporaine kledij gestoken fotograferende toeschouwers, kraampjes met parafernalia, spelende kinderen, drinkende en rokende Tsjechen. Al die tijdslagen schoven over elkaar en veroorzaakten een soort van temporele verwarring, die tegelijk een soort van tijdloosheid is, een tijdloosheid die ook Sebald ervaart wanneer hij met grote verbazing in Terezín de etalage van de ‘Antikos Bazar’ genaamde winkel van antieke spullen en prullaria bestudeert.



Diezelfde temporele vervreemding kenmerkte natuurlijk ook het Terezín van 2010 in zijn totaliteit: de grotendeels onzichtbare bewoners met hun hedendaagse geparkeerde auto’s en genummerde vuilnisbakken die wonen in een oord dat gebukt gaat onder zijn geschiedenis en alle leed dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog en ook daarna is geleden en dat onuitwisbaar is. ‘Wie wil daar in godsnaam wonen?’ is een vraag die je je onwillekeurig stelt. Het antwoord op die vraag is heel banaal en heeft te maken met: huurprijzen, de nabijheid van school en werk, of gewoonweg het wegdeemsteren van historisch besef.

We brachten tijdens ons korte verblijf in Terezín ook een bezoek aan het kleine museum dat gewijd is aan het nazidoorgangskamp. Daar troffen we de stilaan clichématige of toch in elk geval obligate kinderschoentjes, koffers, brillen en kindertekeningen aan, allemaal voorwerpen die meer nog dan de gruwel die ze verbeelden perfect de onmacht illustreren om de gruwel te verbeelden. Zij zeggen mij dat de geschiedschrijving, die toch met behulp van didactische pancartes en toelichtingen en foto’s de waarheid over de historische werkelijkheid beoogt weer te geven, altijd in hoge mate een fictionalisering is en vaak meer verwant met literatuur dan met wetenschap.

Nog los van die ervaring van de ontoereikendheid van de pogingen om de gruwel die zich daar had afgespeeld weer te geven of te evoceren, vonden we het – opnieuw – hoogst bevreemdend om daar in dat museum door de ramen heen het geluid te horen van het los kruit dat de re-enacters buiten op elkaar waren beginnen af te vuren. Het leek ons weinig respectvol om uitgerekend hier zich aan een dergelijk vertier over te geven.