dinsdag 15 december 2015

vierenvijftig 65 / droom # 74



© rr

8 december 2015

dinsdag

Een kever zit in de naad van muur en plafond. Of neen, het is geen kever, het is een wants. Een grote wants van wel tien centimeter. Het doet mij denken aan Gregor Samsa. Alleen ben ik het niet die in die keverwants is gemetamorfoseerd. Maar wie is het dan wel? Beangstigend is het wel. Ik neem me voor het beest buiten te zetten, maar hoe moet ik het vangen? Ik kan er niet bij zonder ladder, en bovendien bemoeilijkt de hoek waarin hij zit te wachten en te observeren deze vangst. Kafka is, besef ik terwijl ik stilaan wakker word, een dagrest want gisteren op de trein passeerde de Franse inzending voor het Eurovisiesongfestival 1976 ‘Un, deux, trois’ van Catherine Ferry op mijn iPod en in de lyrics van dat lied staan de gevleugelde woorden ‘Un, deux, trois / La vie n’est pas pour moi / Un livre de Kafka’ – en dat Fremdkörper moet dan blijven hangen zijn, zoals die kever aan mijn gedroomd plafond. Ik herinner me nog iets uit mijn droom, maar het trekt zich alweer terug, zoals dat gaat met dromen bij het ontwaken: wat een hecht bouwsel leek, valt in stukken uiteen en verkruimelt, zoals – en deze vergelijking dank ik aan een andere dagrest, een stukje uit The Shawshank Redemption die ik eergisterenavond zag, dus ben ik tijdens dit interpreteren nog aan het dromen, of toch half – zoals de steen verkruimelt die een van de medegevangenen van Andy en Red bij het werken op het veld opdelft om er Andy een plezier mee te doen want Andy wil schaakstukken maken van zwerfkeien, al was het maar om zijn eigenlijke nachtelijke activiteiten te camoufleren. ¶

Ik had mij voorgenomen om er geen woorden meer aan vuil te maken, maar dit moet me toch van het hart: het volstaat dat hij – als eerste Vlaamse politicus – ’s morgens reageert op de verkiezingsuitslag in Frankrijk, of hij krijgt een volle twintig minuten ’s avonds in Terzake om zijn standpunt nog eens in het lang en het breed uit de doeken te doen. Met verve, het moet gezegd. ‘U was er wel vlug bij,’ houdt de woordvoerster van dienst nog even de schijn hoog. ‘Maar ik had mijn reactie al op voorhand uitgeschreven,’ antwoordt De Wever cynisch. Hij houdt niet eens meer de schijn hoog dat hij niet op voorhand zeker hoort te zijn dat hij wordt uitgenodigd in een nieuwsduidingsprogramma. Wat het op dat ogenblik niet is, natuurlijk, een nieuwsduidingsprogramma. En dat los van de bedenking wat de mening van een burgemeester van een middelgrote stad in België over de Franse verkiezingen er eigenlijk toe doet. ¶