dinsdag 22 december 2015

vierenvijftig 72


© Sophie's Choice

15 december 2015

dinsdag

‘Dat komt bij mij binnen,’ zei Christine Mussche een paar keer tijdens ‘Alleen Elvis blijft bestaan’, het beeldfragmenten-plus-interviewprogramma dat voortreffelijk wordt geleid door Thomas Vanderveken, stilaan de chouchou van meerwaardezoekend Vlaanderen. Ik vind dat een eigenaardige uitdrukking: ‘dat komt bij mij binnen’. De advocate – naar verluidt ‘een van de bekendste van het land’, maar dat was mij helemaal ontgaan, ik zal te weinig de kwaliteitspers hebben gelezen – had het ook een paar keer over empathie. Een vermogen dat zij in haar beroep aan de dag moet kunnen leggen, maar ook een vermogen waarvan zij het ontbreken vaak moet vaststellen. Bij de misdadigers bijvoorbeeld, die zij in bepaalde situaties wenst te verdedigen: ‘Zij beschikken totaal niet over het vermogen om zich empathisch op te stellen.’

Mussche huldigde een soort van deterministische opvatting. Uiteraard praat zij niet goed wat daders doen, maar zij wijst toch op bepaalde predisposities waarvoor geen verantwoordelijkheid kan worden opgeëist. Sommige filosofen, zo voerde Mussche aan, wijzen op het feit dat aan de zogenaamd vrije wilsbeslissing altijd, op een onbewust niveau, een oncontroleerbaar proces voorafgaat. Wij kregen een fragment te zien van een Amerikaanse filosoof (wiens naam ik niet heb onthouden), die in een lezing daarover zijn publiek toesprak (ik parafraseer uit het hoofd): ‘Terwijl jullie naar mij luisteren en mij proberen te volgen, dénken jullie onwillekeurig allerlei zaken over mij. Dat denken gebeurt, zo voelen wij het toch aan, met woorden. Er is een innerlijke stem die voortdurend praat: “Wat heeft hij een rare das aan”; “Dat heeft hij goed gezegd”; “Waarom gebruikt hij dat moeilijk woord als er gemakkelijkere voorhanden zijn”, dat soort gedachten. Maar wie beslist wat die innerlijke stem zegt? Worden de woorden van die innerlijke stem op dezelfde manier gekozen als de woorden die je uitspreekt in een gesprek? Neen dus. Die innerlijke stem is autonoom, hij onttrekt zich aan onze vrije wil.’ Hedendaags wetenschappelijk onderzoek lijkt dit, op basis van hersenscans en dergelijke, te bevestigen: vlak voor de zogenaamd vrije beslissing, zo is op die scans zichtbaar, is in de hersenen een activiteit waarneembaar die duidelijk niet gestuurd wordt door het vrije individu.

Mussche leek het gedetermineerd-zijn te willen uitbreiden tot buiten het strikt fysiologische. Daders zijn ook altijd maar het product van hun opvoeding en omgeving. ‘Ze doen wat ze doen omdat ze zijn wie ze zijn.’ En dus zijn ze niet ten volle verantwoordelijk voor hun daden. Daarmee begeeft de advocate zich op glad ijs, lijkt me. Ook al heeft ze gelijk – ik geloof ook dat mensen in grote mate doen wat ze doen omdat ze zijn wie ze zijn, en ze zijn wie ze zijn omdat hun antecedenten hen zo hebben gemaakt – dit kan nooit een excuus zijn. Wie dit aanvaardt, zet niet alleen de rechtspraak maar meteen onze hele maatschappelijke ordening op de helling. Je kunt nooit een samenleving organiseren als je niet minstens een norm van wenselijk gedrag vooropstelt, alsook de manier waarop de afwijking van die norm moet worden gesanctioneerd. Een idee van vrijheid, ook al is die idee puur theoretisch of axiomatisch, is noodzakelijk. (Dit is het moreel-pedagogische probleem waarmee ouders zich geconfronteerd zien wanneer hun pubers wangedrag vergoelijken door uit te pakken met het argument ‘Zo ben ik nu eenmaal! Ik bén zo!’.)

Het lijkt onvermijdelijk dat Mussche met deze moraalfilosofische bespiegelingen in een knoop geraakt. Zij probeerde er zich nog uit te redden door een onderscheid aan te brengen tussen schuld en verantwoordelijkheid, maar dat onderdeel van haar exposé kon mij toch niet overtuigen. Misschien was Thomas hier wat te beducht om de ontmoeting te laten ontaarden in een masterclass moraalfilosofie. Mussches ideeën blijven, zo leek me, in een hypothetische fase steken – maar door haar na het aanhoren van haar exposé denk ik nu toch aan haar cliënten als aan eerste gebruikers van een product die, zonder het zelf ten volle te beseffen, in feite proefpersonen zijn in een testfase.

Christine Mussche wenste verdachten in bepaalde situaties liever niet te verdedigen: niet-verdedigbaren zijn, volgens haar, bijvoorbeeld diegenen die bij een gruwelijk vergrijp een onweerlegbaar DNA-spoor hebben achtergelaten. Dat meen ik toch uit haar betoog te hebben kunnen opmaken – waarbij ik mij de vraag stel of de advocate hierdoor niet met zichzelf in tegenspraak komt. Want als die misdadigers ook maar een beetje niet uit vrije wil handelden, dan moeten zij toch worden verdedigd tegen een rechtspraak die nog altijd van de veronderstelling uitgaat dat een individu wel degelijk over een vrije wil beschikt en dat er hoogstens verzachtende omstandigheden kunnen worden ingeroepen?

‘Dat komt bij mij binnen.’ Christine Mussche zei het onder meer over die iconische scène in de film Sophie’s Choice: de door Meryl Streep gespeelde moeder moet, daartoe verplicht door het in de gedaante van een nazibeul gepersonifieerde kwaad, kiezen welke van haar twee kinderen zij zal opofferen ten einde het hachje van het andere kind en zichzelf te redden. Een onmogelijke keuze. Toen op het scherm tussen haar en Thomas in het fragment speelde, wendde de advocate theatraal het hoofd af. ‘Ik kan dit niet meer bekijken. Alleen de klank al komt zo bij mij binnen.’ ‘t Is een zeer burgerlijke reflex, vind ik, van iemand die door de uitermate beschermende omgeving waarin ze is opgegroeid duidelijk gepredisponeerd (?) lijkt om geen al te heftige emoties ‘te laten binnenkomen’ en die, op basis van opportunistische – ‘onverdedigbaar’ – beweegredenen beslist over wie ze wel en wie ze niet wil verdedigen.

Wat is de relatie tussen dit ‘laten binnenkomen’, een vrij vrouwelijke notie overigens, en het empathisch vermogen? Empathie lijkt integendeel een beweging naar de ander toe te maken, het lijkt een vermogen om in zich in de plaats van iemand anders te stellen. Het heeft meer iets omhullends. Bij het ‘laten binnenkomen’ lijkt er sprake van een penetratie door iets externs in de eigen onbeweeglijke kern.

Stof tot nadenken.