zondag 10 februari 2013

los ingeslagen 74


3 januari 2013
 
Chaque photographie doit toucher l’essentiel du sujet. Hoe moet je dat dictaat van Henri Cartier-Bresson begrijpen? Om te beginnen: hoe moet je het vertalen? Ik waag enkele pogingen.

Elke foto moet raken aan het essentiële, aan de essentie van haar onderwerp. Tonen. Benaderen. En in de plaats van ‘haar onderwerp’ zou er ook kunnen staan: van wat zij toont, van het gefotografeerde. Dan wordt het bijvoorbeeld: Elke foto moet de essentie tonen van wat zij toont.

Dat lijkt verdacht veel op een tautologie. Maar los daarvan: wat is ‘het essentiële’? Misschien is het zo dat een foto pas echt een goede foto is (in de zin die Cartier-Bresson daaraan geeft) als zij de indruk geeft dat het getoonde een essentie hééft. (Nog los van wat die essentie zou kunnen zijn, laat staan dat deze getóónd zou kunnen worden.) Fotografie zou, aldus begrepen, een manier zijn om de dingen op te waarderen, ze méér te laten zijn dan wat ze aanvankelijk waren (of leken te zijn, zónder de blik van de fotograaf en de fotografische ingreep). Zo bekeken, is fotografie een bewerking die ingrijpt op de werkelijkheid, die dus de werkelijkheid verandert en belaadt met een zin die zij (de werkelijkheid) uit zichzelf niet had.

Het filosofisch begrippenpaar objectief-subjectief is hier aan de orde. Als elke foto aan het essentiële moet raken, lijkt dat essentiële er al te moeten zijn en kan de fotograaf enkel objectief waarnemen en registreren. Maar evengoed zou je kunnen stellen dat dat essentiële slechts in zijn hoofd kan ontstaan – bijvoorbeeld in de keuze van het onderwerp (keuze die deels uit een kadrering bestaat). In dat geval is het essentiële een subjectieve toevoeging en komt het waargenomene in dienst te staan van iets wat vooraf in het hoofd van de fotograaf omging.

Ansel Adams zei dat hij in de landschappen die hij fotografeerde expressies zag van zijn gemoedsgesteldheid. Het essentiële van die landschappen zou, in dat geval, de gemoedsgesteldheid zijn van Anselm Adams, op dat moment.

Ik vind dat een zeer gewaagde, en bovendien hoogmoedige, gedachte. Maar het is er wel een die overeenstemt met het overheersende gevoel nadat ik het Maritime Museum te Greenwich de tentoonstelling ‘Photography from the Mountains to the Sea’, met landschapsfoto’s van Ansel Adams, had bezocht: dit zijn foto’s van landschappen – en de essentie van die landschappen is niet, of toch niet in de eerste plaats, gelegen in wat er in het hoofd van de fotograaf omging toen hij afdrukte. Deze foto’s zijn objectiever dan dat ze subjectief zijn. Daar is niets mis mee, maar het anders voorstellen is een vorm van mystificatie.