dinsdag 5 februari 2013

los ingeslagen 72


31 december 2012

T. wist een goede fish & chips in Marylebone Lane. We zouden er een tafel reserveren voor vanavond, maar de zaak was gesloten. Jaarlijkse vakantie tot 3 januari 2013. Dan maar via Baker Street en Marble Arch tot in Hyde Park, waar we, schuilend voor de regen, een sandwich aten. Door de winterkermis (waar ik een muts kocht) naar Harrods.

Het bleek niet zo’n goed idee om binnen te gaan in deze tempel van consumentisme. Zodra we de potige zwarte en piekfijn geüniformeerde portier hadden getrotseerd, belandden we in een mensenstroom waarin we alleen maar met een ons opgedrongen traag tempo langs de uitgestalde luxehandtassen, vervolgens luxeconfisserie en daarna de luxevis- en dan weer luxevleesproducten konden schuiven. We passeerden een pralinestand waar elk snoepje minstens één pond kostte, we passeerden een kaviaarbar, we passeerden  de afdeling koekjes waar alles minstens vijf of zes keer zo duur was als wat ik bereid zou zijn om, gewoon aan Colruytprijzen, ervoor te betalen. Gesteld dat ik het al zou nodig hebben. Het was bovendien hels warm in deze kapitalistische hemel, ik kon er niet snel genoeg buiten zijn. T. kocht een potje ‘christmas pudding’ voor de zieke vriend die ze ’s namiddag wilde bezoeken. Ze betaalde dankzij de 75 procent korting die er werd gegeven ‘slechts’ £ 4,95: nog altijd een behoorlijke aflaat.

We dronken een koffie in de bar van het Millennium Hotel. Op de tv achter mij was het feestgedruis al losgebarsten: tegenvoetse oudejaarsavondfun. Het vriendelijke barmeisje was de eerste persoon die ik een gelukkig 2013 toewenste.

Twee tijdelijke tentoonstellingen in Tate Modern: William Klein, gekoppeld aan de Japanse fotograaf Daido Moriyama; ‘The Bigger Splash’, over action painting en aanverwante fenomenen. Het drafje waarop we die tweede tentoonstelling, gezien het gevorderde uur, moesten bezoeken, leek mij nog het meest gepast: ik heb nooit veel geloof gehecht aan de waarde van het vlugge werk van Pollock en diens volgelingen, die er maar op los dripten of gooiden, of die tekenden met in verf ondergedompelde, goed in het vlees zittende en bijzonder fotogenieke freules.

William Klein was een van de uitvinders – of ijkers – van de straatfotografie. De sfeer en dynamiek van de stad (New York, Rome, Tokio) legde hij vast met impressionistische, soms zeer vage en vaak sluiks en snel genomen (geschoten) zwart-witbeelden. Toeval en geluk liet hij hun werk doen. Wellicht had hij daarbij al van meet af aan het idee van een boek voor ogen. Sommige van zijn foto’s hebben op zich onmiskenbare kwaliteit en een aantal verwierven een iconische status, maar de tentoonstelling maakte toch duidelijk dat het geheel primeerde. Zoals Klein fotografeerde, hebben het er ondertussen al vele honderden gedaan – maar hij was wel een van de eersten. Moriyama drijft de werkwijze van Klein tot het uiterste door. Waar Klein nog het bijzondere en anekdotische opzoekt, documenteert de Japanner ook het banale en zelfs het ontluisterende en gore van het dagelijkse leven. Zijn beelden worden alsmaar onscherper en vager – tot er uiteindelijk slechts modulaties van grijs en zwart overblijven.

Tate Modern sloot om zes uur. Nog zes uur vol te maken tot middernacht en het vuurwerk op de Thames. Dat was te lang, zeker ook gezien de belabberde gezondheidstoestand van T. We besloten nog een wandeling te maken langs de rivier en vervolgens door Whitechapel, langs het Parliament en The Mall tot op Trafalgar Square. Dat hele stuk Londen was afgezet voor het autoverkeer. Er werden voor het vuurwerk kennelijk vele tien- en wellicht zelfs honderdduizenden belangstellenden verwacht.

Na een tijdje vergeefs op bus 24 te hebben gewacht, namen we de metro naar het noorden. We vonden in Hampstead Heath nog een vrije tafel bij de Griek en klonken op het appartement om elf uur (middernacht Belgische tijd) op het nieuwe jaar – en om twaalf uur nog eens.