zondag 17 februari 2013

De Toverberg 10


Dodendans

Behrens ontvangt in de persoon van zijn zoon Knut de Duitse geest. <371> Knut teistert, samen met enkele medestudenten (‘commilitones’), ‘in groepsverband’ de omgeving. Hans Castorp vermijdt hen. De kerstdagen komen er – veel sneller dan verwacht – aan. <372> Net zoals de materie kun je de tijd opdelen in kleinere eenheden en zo tot een duizelingwekkende opsplitsing komen die het geheel sterk relativeert. Er is een kerstboom, er zijn cadeautjes en <373> er zijn kerstwensen uit het laagland. Na het beëindigen van de zeer uitgebreide kerstmaaltijd komt Settembrini aan Hans’ tafel wat filosoferen over <374> ‘de timmermanszoon en universele rabbi, wiens verjaardag vandaag gefingeerd werd’. Dokter Behrens neemt zijn geschenken in ontvangst. De uitgelatenheid van het feest verwelkt al vlug tot mistroostigheid en <375> mist. Op de avond van kerstdag is er een concert. Hans Castorp kan pas ongehinderd naar het gekweel luisteren als zowel Settembrini als ‘de spleetogige Russin’ er de brui aan hebben gegeven. <376> Meteen na Kerstmis sterft de ‘aristocratische paardensportliefhebber’. Hij heeft zijn leven met dure zuurstofdosissen weten te rekken. Hans Castorp vraagt zich af wat hiervan het nut is: voorwaar de euthaniekwestie!; niets mag ontbreken in een universele roman. <377> Aan tafel stelt Hans Castorp vast dat het overlijden van een medepatiënt taboeonderwerp is. Uit ‘verzet tegen het vigerende systeem van verheimelijking’ besluit hij de aflijvige te bezoeken <378> in diens kamer, waar ook de kersverse weduwe aanwezig is. <379> Tot haar zegt Hans Castorp dat zijn verblijf in het sanatorium mogelijk ‘een keerpunt in zijn leven vertegenwoordigde’ – waarmee hij Joachim gelijk geeft, die hem, toen Hans Castorp in de Berghof aankwam, zegde dat je hier ‘andere ideeën’ krijgt (14). <380> Het bezoek aan de dode ‘aristocratische ruiter’ heeft Hans Castorp tot het inzicht gebracht dat je naast de ‘vrije’ geestelijke richting of stemming ook een ‘vrome’ hebt, een die minder op de (Italiaanse) Settembrini-rede en meer op Spaans-barok decorum is gericht maar die niettemin toch ook de menselijke waardigheid dient – <381> zonder de dood te veronachtzamen. (Dit onderscheid vormt een aankondiging van de komst van die andere leraar, Naphta.) <382> Hans Castorp neemt zich dan ook voor aandacht te schenken aan de ‘ernstig zieken en moribunden’. <383> Zijn motieven hiervoor zijn: ‘protest tegen het heersende egoïsme’ en ‘de behoefte van zijn geest, lijden en dood ernstig te mogen nemen’. Hij gaat daarmee in tegen de bewoners van de Berghof die helemaal niet ziek zijn, zoals mevrouw Hessenfeld, die om en over alles en nog wat wedt, <384> of zoals diegenen, en ze zijn niet weinig talrijk, die zich gedragen op een manier die niet zo betamelijk is als van sanatoriumgasten kan worden verwacht. <385> Bij dit alles spant mevrouw Stöhr de kroon als het op roddelen aankomt, en dat doet zij met een van clichés doorspekte taal en met een domheid <386> die zelfs bij Hans Castorp de haren ten berge doen rijzen. <387> Dat de medepatiënten Hans Castorp niet echt tegemoetkomen in zijn behoefte om aan de sterfelijkheid de plaats toe te meten die haar toekomt, blijkt wanneer de epilepticus Popów een aanval krijgt. ‘De consternatie was onbeschrijflijk,’ schrijft Mann, en hij laat een zeer goede beschrijving van de consternatie volgen. Het toeval wil dat Krokowski net daarvoor in zijn tweewekelijkse lezing epileptische aanvallen had omschreven als ‘orgasme van de hersenen’, <388> wat de aanval van Popów en de hysterische reacties van de vrouwen in de eetzaal in een verdacht daglicht stelt. Hans Castorp concentreert zijn inspanningen om de ‘weinig serieuze verdorvenheid’ in het sanatorium tegen te gaan op de zeventienjarige Leila Gerngrosz, die stervende is. <389> De  beloning blijft niet uit: de identiteit van de twee anonieme schenkers van een hortensia wordt verraden en beide neven mogen zich bij de ‘moribunda’ en haar ouders – <390> een ruige ‘majoor b.d.’ en een frêle moedertje dat zich schuldig voelt voor de ziekte van haar dochter – aandienen om de dankbetuigingen in ontvangst te nemen. <391> De majoorsvrouw is met name dankbaar voor de ‘keurige, onbetekenende flirt’ die de beide neven het meisje in extremis hebben bezorgd. Zij spreekt het woord ‘flirt’ verkeerd uit en dat irriteert Hans Castorp. <392> Maar dat verhindert hem niet zich tevreden te voelen over zijn actie, een tevredenheid die zich uitkristalliseert in het samenspannen van twee indrukken: de geur van vochtige aarde in de bloemenwinkel en het wakke handje van Leila – ofte bloei en bederf. Het volgende slachtoffer is de twintigjarige zakenman Fritz Rotbein. Ook hij wordt op bloemen vergast. <393> Rotbein bekijkt alles commercieel: niet alleen is er de internationale bloemenhandel, hij vraagt zich zelfs af of een laatste operatie rendabel zal zijn. <394> Een paar dagen later zijn zowel Gerngrosz, die dus nooit groot zal worden, en Rotbein dood. Men went aan de aanblik van kamers die opgeruimd en ontsmet worden. <395> Behrens neemt Hans Castorp mee naar de <396> met zuurstof ‘overvulde’ mevrouw Zimmermann, die zeer graag lacht maar boezem en benen niet stil kan houden. <397> Ze was in Zürich door een plaatselijke arts te gul bijgetankt. <398> Er volgen nog meer bezoeken en de neven worden de Samaritanen genoemd. Dit zeer tot bezorgdheid van Settembrini, die Hans Castorp <399> een ‘zorgenkind des levens’ noemt en waarschuwt: ‘laat de doden de doden begraven’. Maar Hans Castorp is niet van plan zich hierdoor te laten ontmoedigen en zet zijn filantropische ronde langs de moribundi voort. De volgende is Lauro, de overblijvende zoon van de Mexicaanse Tous-les-deux. <400> Hij bedankt de Samaritanen uitermate uitbundig voor de ontvangen bloemen. Een beetje te uitbundig zelfs. Beter bevalt het de neven bij Anton Karlowitsch Ferge. <401> Hij vertelt over zijn pijnlijke en mislukte operatie. Opnieuw heet het ‘onbeschrijflijk’ te zijn – waarna alweer een beschrijving volgt. <402> Bij leven was de Peterburger Ferge een brandverzekeringsagent. Hans Castorp is opgezet met de feitelijke informatie die Ferge geeft over zijn talrijke reizen door Rusland – <403> zeker als het gaat over de Kaukasische gebieden. Hans Castorp en Joachim bezoeken ook de veertienjarige Teddy en mevrouw Nathalie von Mallinckrodt, <404> die, door iedereen – man en minnaar – verlaten, moedig haar vreselijke eczeemlot torst. <405> Hans Castorp verschaft mevrouw von Mallinckrodt verpleegkundige diensten en schept daarin ‘een zeker steels genoegen’ omdat noch Joachim noch Settembrini er iets kunnen tegen inbrengen. De neven ontfermen zich ook over de ‘externe’ negentienjarige patiënte Karen Karstedt. <406> Gedrieën gaan ze naar de wintersporten kijken <407> waar ze zich mengen onder een internationaal gezelschap. <408> Ze gaan ook kijken naar de bobsleebaan die, zo herinnert Hans Castorp zich, wordt gebruikt om de lijken uit het hoger gelegen sanatorium naar het dal te transporteren. En ze gaan naar de cinema <409> waar ze een film zien, ‘vervaardigd vanuit een sympathetische vertrouwdheid met de geheime wensen der kijklustigen’. Wat Mann van het nieuwe medium denkt, moge blijken uit het feit dat hij de domme mevrouw Stöhr, ook in de zaal aanwezig, van de film laat genieten. <410> In de film, zo laat Mann niet na te melden, is de tijd door de opeenvolging van opnames in fracties versnipperd – terwijl door de inhoud (van het gefilmde nieuwsbulletin met zich in het verleden situerende feiten van over de hele wereld) ook de ruimte is tenietgedaan. <411> Samen met mevrouw Stöhr bezoeken de neven nog het café van het Kurhaus. <412> Volgens mevrouw Stöhr gaat Hans Castorp maar om met Karen Karstedt bij wijze van surrogaat voor Clawdia Chauchat, die hij niet weet te benaderen. Hans Castorp beseft wel dat het zo is, maar zijn ‘caritatieve ondernemingen’ hebben toch ook een ‘doel in zich zelf’. <413> Op een dag wandelen ze naar het kerkhof, <414> dat stil is en ondergesneeuwd. <415> De beide neven laten Karen voorgaan – het werkwoord heeft hier duidelijk een dubbele betekenis. De bewoners, die hier ‘voorgoed tot de horizontale bestaansvorm (zijn) ingekeerd’, zijn over het algemeen jong en komen uit alle windstreken.

Walpurgisnacht

<416> Samen met Settembrini wordt vooruitgeblikt op het vastenavondfeest. <417> Hans Castorp wijdt enkele beschouwingen aan de opdeling van het jaar door de cesuren die worden aangebracht door de feesten en bijzondere momenten in de aarde-omwenteling. <418> Carnaval wordt nogal kinderachtig gevierd met ‘schertsblaasinstrumenten’, papieren hoofddeksels en serpentines. (Maar we zijn nog niet zover; verteller Mann expliciteert even dat hij niet op de feiten vooruit wenst te lopen en hij temporiseert; hij laat ‘de tijd alle eer, die hem toekomt’ – hij streeft er met andere woorden na het verstrijken van de tijd ook in het verstrijken van zijn verhaal te weerspiegelen.) <419> Tijdens het feestgedruis bezorgt Settembrini Hans Castorp een handgeschreven waarschuwing: ‘Betoverd is de berg vandaag (…) wijst straks een dwaallicht u de weg, dan moet u dat zo nauw niet nemen.’ <420> De boodschap is met potlood geschreven en Hans Castorp zoekt er nu ook een om een antwoord te schrijven – maar hij vindt er geen en overweegt, terugdenkend aan zijn vraag om een potlood bij Hippe destijds en aangedreven door associaties, om er een aan Clawdia Chauchat te vragen. Maar hij laat zijn plan varen, al te zeer heeft Clawdia Chauchats japon met blote armen hem geïmponeerd. <421> Een aantal gasten hebben zich verkleed, sommigen in travestie. <422> Mevrouw Stöhr kiest, zeer toepasselijk, voor een vermomming als poetsvrouw. <423> Mevrouw Iltis en meneer Albin komen binnen, verkleed als thermometer en ‘blauwe Hein’. <424> Settembrini, die met zijn geschreven opmerkingen tot nog toe voor koor speelde, vindt het allemaal niet zo prettig en heeft met name niet graag dat Hans Castorp hem tutoyeert. <425> Maar Hans verdedigt zich en neemt, al enigszins op temperatuur door het mengsel van champagne en bourgogne, de gelegenheid te baat om Settembrini te bedanken voor zijn nu al zeven maanden durende begeleiding. <426> Settembrini vindt dat het als een afscheid klinkt. Ze gaan naar de pianokamer, waar Behrens, uitgedost met een fez, een ‘vastenavondspunch’ serveert. <427> Ook Krokowski is van de partij. Behrens tekent met gesloten ogen een varkentje. Het is er eentje met spleetoogjes! <428> Iedereen wil hem dat nadoen maar niemand slaagt erin. <429> Hans Castorp wil uiteraard niet onderdoen. In zijn zoektocht naar een potlood komt hij oog in oog met Clawdia Chauchat te staan en – Settembrini kan hem niet meer tegenhouden – vraagt haar een potlood. <430> Deze vraag gaat gepaard met een fysiologische overreactie, die bij ‘de blootarmige zieke’ niet op begrip of medelijden kan rekenen. Integendeel, ze weet heel goed wat er gebeurt en drijft de spot met hem. Ze haalt een sierpotloodje tevoorschijn, dat niet zo handig lijkt als dat van, indertijd, Hippe. <431> Na een aarzeling overhandigt zij het potlood. Hans Castorp nodigt haar uit om ook blindelings een varkentje te tekenen. <432> Maar men is al met dansen begonnen. <433> Clawdia Chauchat wordt door Hans Castorp ten dans genood maar begint, in het Frans, over de Duitse volksaard: ‘Vous aimez l’ordre plus que la liberté, toute l’Europe le sait.’ Hans Castorp vraagt zich af wat dat woord ‘aimer’ wil zeggen. Hij verneemt van Clawdia Chauchat dat Joachim ernstiger ziek is dan hij het dacht. <434> Hans Castorp looft de wijze waarop Behrens op zijn schilderij Clawdia Chauchats huid heeft weergegeven. Ze kijken naar het spektakel van de dansende carnavalsvierders. <435> Hans Castorp slaat al meteen aan het mijmeren: hoe zalig het is om naast Clawdia Chauchat te zitten dromen, een eeuwigheidsmoment te beleven in het nu. <436> Haar aankondiging van haar nakende vertrek komt dan ook wat bruusk aan. <437> Ze wisselen gegevens uit over hun gezondheidstoestand. Hans Castorp overdrijft een beetje. <438> Clawdia Chauchat weet dat Joachim niet lang meer te leven heeft. <439> Hans Castorp zou graag haar ‘portrait intérieur’ zien. Clawdia Chauchat vertelt over de gesprekken die ze met de zieke Rus in het dorp voert. Ze spreken onder andere over moraal. Mevrouw Chauchat verkiest een gevaarlijke moraal die geboren wordt uit een omgang met het kwaad boven een principiële moraal die vanuit de rede voorschrijft wat goed is. <440> Zij ziet in Hans Castorp een burgerlijke type (‘tu es un petit bonhomme convenable’), dat tot een dergelijke moraal niet in staat is. Hij verdedigt zich: hij zegt niet van plan te zijn ooit ‘vous’ tegen haar te zeggen. Die beleefdheidsvorm is toch maar een pedant formalisme. <441> Clawdia Chauchat tot Hans Castorp: nu spreek je als in een droom, maar straks keer je terug tot de burgerlijke werkelijkheid en naar het laagland, waar je je plicht zult opnemen en volledig zult vergeten wat je hier hebt beleefd. Hans Castorp spreekt haar tegen en bekent haar zijn liefde. En hij claimt een avontuurlijk bestaan: ‘l’amour n’est rien, s’il n’est pas de la folie (…) une aventure dans le mal’. <442> Hans Castorp knielt nu voor Clawdia Chauchat. Gelukkig dat iedereen al vertrokken is. En hij steekt een bijzonder bewerkelijke speech af over lichaam, liefde en dood waarin echo’s weerklinken van de esthetische beschouwingen aangaande de lichamelijke schoonheid die in het atelier van Behrens hebben weerklonken. <443> Clawdia Chauchat zet Hans Castorp de zotskap op en verlaat de zaal, niet zonder hem te hebben gevraagd haar het potloodje terug te geven.