donderdag 1 maart 2012

overwin uw weerzin!

De maagd Marino roept heel wat weerstand op. Dat bleek duidelijk tijdens de twee aan de roman van Yves Petry gewijde leesclubbijeenkomsten die ik leidde. Aan de literaire kwaliteit van het boek werd niet of nauwelijks getwijfeld, maar toch kwam het twee keer tot vrij heftige discussies over de manier waarop het programma voor de leesclub werd samengesteld. ‘Moeten wij echt dit soort boeken lezen? Daarvoor is het leven te kort.’

Ik heb respect voor deze opmerkingen en beloofde in het vervolg een beetje meer rekening te houden met de suggesties van de leesclubleden. En ik moet toegeven: Petry maakt het wel erg bont. Met zijn eerste hoofdstuk, waarin hij in geuren en kleuren (overwegend rood, als ik mij goed herinner) en met zeer veel zin voor visualisering een kannibalistische moord beschrijft, trekt hij een hindernis op die lezers die nog niet helemaal overtuigd zijn van het feit dat literatuur gerust amoreel mag zijn maar moeilijk kunnen slechten. Petry’s relaas is effenaf weer-zin-wekkend. Een buitengewone narratieve performance, dat wel, maar ik kan begrip opbrengen voor wie zich hierdoor laat afschrikken.
Toch is De maagd Marino natuurlijk wél zeer de moeite waard. En dat heeft in grote mate te maken met het feit dat de beschreven weerzinwekkende gebeurtenis en de psychologische zoektocht naar mogelijke verklaringen ervoor niet de hoofdbrok van deze roman vormen. (Petry kan zich overigens met alle gemak verweren tegen het verwijt van perverse sensatiezucht: de door hem vertelde misdaad is immers geen verzinsel: het uitgangspunt voor De maagd Marino is gebaseerd op een geënsceneerde lustmoord die ‘in het echt’ heeft plaatsgevonden.)
Ik noem, naast de bij momenten indrukwekkende stilistische kwaliteiten, twee redenen waarom ik dit boek toch ten zeerste waardeer en bijgevolg Yves Petry een belangrijk auteur vind.

Ten eerste durft hij het aan de onverklaarbaarheid als thema te nemen. Zijn boek gaat minder over een kannibalistische moord (zoals de roman in de recensies voortdurend wordt voorgesteld) dan over onze behoefte aan verklaring, ook ten aanzien van het manifest absurde. Om het in existentialistische termen te zeggen: niet het absurde (in dit geval een wreed geval van perversiteit) is de rots die we vruchteloos bergop moeten rollen, maar onze neiging om het absurde niet als dusdanig te aanvaarden en het door middel van een verklaring verteerbaar te willen maken. Petry maakt duidelijk dat dit zijn thema is door, tegen de chronologie van zijn verhaal in, de moordscène naar voren te halen. Als vanzelf gaan we spontaan op zoek naar een verklaring en die lijkt ons te worden aangereikt door de psychologische voorgeschiedenis van zowel dader als slachtoffer. Maar dit spoor loopt dood: de psychologische verklaring is niet sluitend. Wij raken niet overtuigd van de noodzaak en onafwendbaarheid van het misdrijf, en al zeker niet van de reden waarom de dader zich door het slachtoffer ertoe heeft laten overhalen. Uiteraard beseft Petry dit zelf ook. Dat deze moordzaak niet tot op de laatste grond kan worden uitgeklaard, mag dan ook zeker niet als een tekortkoming worden bestempeld. En dat is nu net wat Petry wil aangeven: dat we er vrede mee moeten zien te nemen dat bepaalde zaken – en welbeschouwd zijn dat er niet weinig – nu eenmaal onverklaarbaar zijn.
Toch hebben wij een onweerstaanbare behoefte aan een verklaring – en daarom zijn wij zo verslingerd aan verhalen: wij pressen het onverklaarbare in een narratieve constructie en sussen daarmee ons onvermogen om vat te krijgen op de vaak onwaarschijnlijke werkelijkheid. Dat is de tweede reden – in de receptie van dit boek al evenmin gesignaleerd, of toch niet genoeg – op basis waarvan ik beweer dat Petry met dit boek bewijst een belangrijk auteur te zijn: hij behandelt op zeer originele manier de relatie tussen fictie en werkelijkheid. Met het oog daarop voert hij het personage Eveline Tits op, de advocate van Marino Mund. Zij overtuigt Marino ervan dat hij het verdict ‘ontoerekeningsvatbaarheid’, wat hem op levenslange internering zou komen te staan, kan omzeilen door de verantwoordelijkheid voor zijn daad ten volle op te nemen. En dat kan hij door de jury een geloofwaardig verhaal op te hangen. Dit verhaal moet, bij wijze van verzachtende omstandigheid, een psychologische verklaring bieden van de feiten in plaats van uit te gaan van ontoerekeningsvatbaarheid. Uiteraard kan ook deze verklaring niet stroken met de waarheid omtrent de misdaad – die is nu eenmaal onverklaarbaar, volkomen absurd, volslagen onredelijk.

Vernuftig confronteert Petry ons met onze behoefte aan verhalen. Ook wij hebben behoefte aan een geloofwaardig verhaal. Ook als wij weten dat de waarheid niet haalbaar is, construeerbaar of reconstrueerbaar is, laten wij ons door die behoefte leiden. Waar de wetenschap tekortschiet, schiet de religie te hulp. Of de literatuur.
Besluit: til uzelf over de in het eerste hoofdstuk ervaren weerzin heen en stel u open voor de unieke romankunst van Yves Petry. Ik begin alvast aan De laatste woorden van Leo Wekeman. Een leesimpressie van De achterblijver is hier te vinden.