Die Brugse galeries zijn natuurlijk niet blijven bestaan. Hun aantal vormt een ietwat omslachtige indicatie voor het boomen c.q. crashen van de economie en dus zijn die Brugse galeries ook weer een na een verdwenen. Er blijven er nu nog een paar over, eigenlijk maar eentje als je het over het soort kunst hebt dat indertijd in Brugge in onwaarschijnlijk grote mate werd aangeboden.
Een van de belangrijkste galeries indertijd, waarvan het belang tot buiten de grenzen van onze (provincie)stad werd erkend, was De Lege Ruimte in de Blokstraat. Het was in elk geval de meest prestigieuze. Een in zwart gehulde galeriehouder – toen nog ‘galerist’ genoemd door velen – bewoog zich tussen zijn witte muren waaraan, om ter ontoegankelijkst, de ‘werken’ werden tentoongesteld. Prijslijst nergens te bespeuren. Op een lage designsalontafel: een asbak, glazen, fotoboeken over New York. In het kantoor bovenaan een open binnentrap, achter glas: iemand die druk aan het telefoneren was. Gesticulerend.
Verwonderd en vaak niet begrijpend en nog minder echt waarderend bekeek ik de ‘kunst’. Veruit het meeste is mij niet bijgebleven. Ik herinner me eigenlijk alleen een reeks zelfportretten van een Nederlandse schilder die elk jaar, of elke maand?, zichzelf borstelde – en daarmee zijn veroudering op picturale wijze documenteerde. Ik heb de naam van die kunstenaar niet meer paraat in de geest.
Galerie De Lege Ruimte was in die mate important dat de zaak ook een eigen logo had. Dat werd aangebracht op het drukwerk, van uitnodigingen voor de vernissages tot catalogi of aankondigingen van ‘aanwezigheden’ op beurzen. De zaak was af en toe eens voor langere tijd dicht, of de nimmer vriendelijke ‘galerist’ (Kunst & Cultuur was nu ook weer niet zo’n belangrijk blad, of er lag nog een vete open met de hoofdredacteur, dat weet ik niet) liet zich vervangen: dan ‘zat’ hij weer in een of ander florissant buitenland. Nooit Senegal of Pakistan, maar toch altijd weer een land als Duitsland of Spanje of Italië of, uiteraard, de Verenigde Staten.
Het logo was ook aan de buitenmuur aangebracht. Zwart gepenseeld op de witgeschilderde bakstenen. Een beetje ‘miscast’ in die voor het overige vrij banale Blokstraat, maar door de kracht van het contrast werd het eigen gewicht natuurlijk nog vermeerderd. Je stapte een galerie niet binnen als een bollenwinkel, zoveel maakte dat logo, in die straat, meteen duidelijk. Je was je heel erg bewust van de overgang van een wereld waarin huisvrouwen de stoep vegen of een werkloze bink zijn brommer staat op te blinken naar de gewijde, dure, Lege Ruimte.
De Lege Ruimte hield op te bestaan en bleef een tijdje, nu écht, een lege ruimte. En nu wordt er kennelijk iets anders in bekokstoofd. Wat, weet ik niet, maar het moet iets zijn waarvoor in die hoek van de hangar waar aan de buitenzijde dat logo prijkte een beetje daglicht nodig was. Een gat in de muur is een raam, moeten ze hebben gedacht, en twee gaten vormen twee ramen. Logo of niet, we herschilderen dat wel even. Maar dat herschilderen, dat is er nog niet van gekomen en zo blijft het verminkte Lege Ruimte-logo getuigen van een vervlogen tijd.
’t Is eigenlijk ook kunst, niet?