woensdag 14 februari 2007

Mededeelzaam en geslepen

De achterblijver van Yves Petry biedt geen spannend verhaal en nog minder een ‘goed gevoel’, neen, het is een filosofische roman die ex negativo – zoals de beeldhouwer rond een leegte een mal aanbrengt en uit die leegte het beeld te voorschijn laat komen – een positief beeld schetst van dé mens in déze tijd. Niets minder dan dat.

Ambitieuze kerel, die Petry.

We leven in een vaderloze tijd. En dan gaat het niet alleen over het feit dat mannen zich niet eens als spermadonors nog langer onmisbaar kunnen voelen: ze worden ook als morele autoriteit steeds meer quantité négligable. In onze cultuur is het doorgeven van in evidente patronen ingebedde waarden en normen problematisch geworden omdat het (vaderlijk) gezag problematisch is geworden. Op drift geslagen in dit morele vacuüm houdt de moderne westerse mens zich onledig met het liederlijke achternajagen van hedonistische hersenschimmen.

Zo ongeveer klinkt Petry’s niet zo vrolijke wijsje. Op die beat vertelt hij een hilarisch verhaaltje over een jonge en ambitieuze werknemer van een elektronicabedrijf, die volledig opgaat in het creëren van een supercomputer, Baby genaamd, maar die, onder andere door de dood van zijn (biologische) vader, het spoor bijster raakt en in een depressie ten onder gaat.

De superfunctionalistische machine Baby zal uiteindelijk de mens overbodig maken, hij maakt van ons achterblijvers. (Zoals de vaderloos geworden antiheld Gram Goetleven een achterblijver is.) Baby is uiteraard niet méér dan een concept (al valt er in onze realiteit wel een en ander aan te wijzen dat dit toekomstvisioen niet zó schimmig maakt), maar dat concept laat Petry wel toe om te verdedigen dat de mens méér is dan alleen maar een machine. Er komt bij die mens ook zoiets als irrationaliteit om de hoek kijken, gevoel, liefde eventueel, en allerlei waarden – bijvoorbeeld in de omgang met de doden (en zélfs met de levenden) – waarden die je niet in één-twee-drie kunt verantwoorden binnen een strikt nutsdenken maar die toch essentieel zijn om van menselijkheid te kunnen spreken.

Met Yves Petry is eindelijk nog eens een actuele en relevante Vlaamse schrijver opgestaan, ik bedoel een die niet alles inzet op het duistere collaboratieverleden van zijn voorzaten, de frustraties die de voorbije generaties in een of ander nonnenklooster hebben opgelopen of de eigen navel en het staren daarnaar. Hij vermeit zich ook niet met vrijblijvende postmoderne spelletjes die vooral opvallen door hun omvang en hun modieuze typografie. Neen, Petry is een schrijver met potentieel een internationale uitstraling, die zich bezighoudt met de problemen en vragen van een op hol geslagen, volop globaliserende en zich in een morele crisis bevindende wereld. Zoals we die ook, laat ons wel wezen, in Vlaanderen kennen.

Dat op zich zou niet voldoende zijn om van een literaire revelatie te kunnen spreken. Petry’s grootste kwaliteit – als schrijver – is dat hij zijn zware en diepgravende thema’s met een speelse en in de Nederlandse letteren uitzonderlijk vloeiende stijl iets vederlichts weet mee te geven. De achterblijver beantwoordt volkomen aan de vereisten van ‘een goeie roman’, die Petry zelf in het boek aangeeft:

Je zou erdoor kunnen worden geïnspireerd […]. Misschien niet zozeer door het verhaal. […] Maar wel door de verteller. Door zijn geest, zijn stem, zijn stijl. Door zijn manier van verleiden. Sommige boeken spreken je nu eenmaal pakkender, gewaagder en uitdagender toe dan je van een mens doorgaans mag verwachten. Waar de roman ook over gaat, het is de stem van een geslepen verleider die je hoort. Een verleider die uren van je tijd vraagt om zijn overtuigingen, zijn visie en obsessies met hem te delen. Hij wil dat de bestaande wereld tot een herinnering vervaagt en dat je de artificiële wereld die hij je aanbiedt, voor werkelijker gaat houden dan deze in feite is. Maar hij dringt zich niet zomaar aan je op. Hij overstijgt de pretentie van de doorsneeverleider. Net als om het even welk individu is ook de roman een eenzame geest. Alleen is zijn eenzaamheid soms veel mededeelzamer en zijn mededeelzaamheid veel geslepener dan wat je gewoonlijk te horen krijgt. Daar kun je een warm gevoel aan overhouden. Er zijn niet veel mensen die zich zo uitsloven om een ander voor hun verzinsels te winnen als een roman voor zijn lezer doet. Een goed geschreven roman voelt soms aan als een opwindend compliment aan je intelligentie en verbeeldingskracht. Hij durft intiemer klinken dan je zelf ooit had gedurfd. En dat kan aanstekelijk werken, vind ik. Dan doet de stem van een roman je niet alleen maar luisteren, hij kan je zelfs een beetje leren spreken…

Zo is De achterblijver een boek dat zich erg vlot laat lezen, maar dat je tegelijk als een mokerslag treft en behoorlijk wat stof tot nadenken overbrengt.