Bij de film Our Daily Bread van Nikolaus Geyrhalter over de voedsel- en agro-industrie.
De steriele symmetrie met het centrale vluchtpunt zet het leven gevangen.
Een arbeider zaagt een rund doormidden en ontvangt een gsm: la vie est ailleurs.
Een kamerplant zieltoogt in de hoek van de kantine.
Achter de versufte werkneemsters die hun boterham opeten hangen briefjes met schema’s en productiecijfers aan de muur.
Een olijfboomschudmachine schudt de romantiek van de olijfboom aan diggelen.
De trieermachine smasht levende gele kuikentjes als tennisballen in een bak.
Geïmporteerde arbeidskrachten plukken zonder bescherming de vruchten van de zwaar bespoten planten.
North by Northwest: het – gele – sproeivliegtuig boven een veld zonnebloemen, die, later in het jaar, zwart en verdord en met hangende kopjes worden geoogst door een monster met scherpe tanden. De camera op de bestuurdersplaats: wij besturen het monster.
De honderden horizontale afzetlijnen van de zoutlagen diep in de zoutmijn: wij souperen in enkele jaren op wat zich in vele millennia heeft gevormd.
Vreemd dat over deze film, in vergelijking met die van Al Gore, zo weinig wordt gezegd – de truth die hier wordt getoond is toch ook unconvenient?
Vreemd ook: de esthetiek van de herhaling, het ritme, de vormen. Het mensenvernuft dat machines ontwerpt die met genadeloze precisie het leven, het spartelen, het groeien… bedwingen.