zit tegenover een nogal kortgerokte en lichtjes corpulente jongedame die, terwijl ze een van haar licht krullende donkerbruine lokken recht probeert te trekken door de haren steeds opnieuw tussen haar duim- en wijsvinger door te laten glijden, in de
Humo het artikel 'God, wat ben ik blij dat ik geen piemel heb' leest.