zaterdag 18 juli 2009

dag 692 – 090709 donderdag

baraque lecture 11
Graham Robb laat zijn De ontdekking van Frankrijk eindigen met de vermelding van de in 1913 verschenen roman Le Grand Meaulnes van Alain-Fournier. 1913 was een belangrijk jaar want het was het laatste van de onschuld. Het boek van Alain-Fournier zou, aldus Robb, ‘spoedig’, dat wil dus zeggen vrij vlug na 1913, worden gelezen ‘als een profetisch afscheid van het Frankrijk van geheime, onontdekte plaatsen’. Toen was het nog mogelijk om enkele kilometers van huis te verdwalen in een volslagen duister landschap.

Luitenant Fournier sneuvelde al in de eerste zomer van de oorlog in het nutteloze massacre van Verdun. Men heeft veel later zijn stoffelijk overschot, of het overschot van zijn stoffelijk overschot, teruggevonden. De ‘geheime, onontdekte plaatsen’ waarvan sprake in zijn roman, die in ons taalgebied als Het grote avontuur is overgeleverd, bevinden zich in het midden van Frankrijk.

Het midden is een cruciale plek voor iemand die net een boek voltooit over wat je zou kunnen noemen het in kaart brengen van dat veelzijdige zeshoekige land. En ook daarover heeft Robb het in zijn laatste hoofdstuk: de claims van enkele lokaliteiten in de Berry dat zij ‘het middelpunt’ van Frankrijk zijn. (Het middelpunt van een land vind je door in karton zijn silhouet uit te knippen en vervolgens het product van je huisvlijt op de punt van een keurig geslepen potlood in evenwicht te brengen.) Dat dit middelpunt niet vast lijkt te liggen, past in Robbs kraam: de ontdekking van Frankrijk is niet voltooid. En in zijn epiloog illustreert hij die bevinding met een paar rake observaties. Er zijn, ook in het hedendaagse Frankrijk, nog een paar blinde vlekken, bijvoorbeeld in de vorm van historische momenten die in de officiële geschiedschrijving geen plaats krijgen (zoals bijvoorbeeld Tienanmen in de Chinese geschiedschrijving of Mantsjoerije in de Japanse): de vervolging van duizenden zigeuners in 1803; de al te gewillige medewerking met de deportatie van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog; de moord op tweehonderd Algerijnen op 17 oktober 1961 in Parijs; de marginalisering van Noord-Afrikaanse inwijkelingen en kinderen van Noord-Afrikaanse inwijkelingen in de getto’s rond de hoofdstad en de andere belangrijke steden.