donderdag 9 juli 2009

dag 677 – 090624 woensdag

baraque lecture 6
Wat is geletterdheid? Van mezelf mag ik zeggen dat ik het tot op zekere hoogte, geen academische of filologische of anderszins erudiete of gespecialiseerde, maar toch zekere hoogte ben: geletterd. Ik lees al eens een boek, denk daar al eens over na, breng het een al eens in verband met het ander en slaag er af en toe in om op basis van mijn leeservaring bij deze of gene lectuur een oorspronkelijke gedachte te ontwikkelen. Maar dat blijft allemaal zeer vrijblijvend en dilettantistisch. En bovendien: tijdgebonden. De geletterdheid van vandaag is niet die van gisteren. Daaraan moest ik denken toen ik bij Yourcenar (Wat? De Eeuwigheid, 247) las hoe zij Plato las:

…vol overgave, stellig geholpen door een naast de tekst afgedrukte vertaling: de archetypen, de mythen, de grote discussies over de onsterfelijkheid gingen een beetje als wolken aan mij voorbij, maar ik kreeg niet genoeg van de doorkijkjes – zorgvuldig gekozen, weet ik nu – op het Atheense leven: Socrates en Phaedrus aan de oever van de Cesiphus, de worstelschool die vaak bezocht werd door Charmides en de blozende Lysis. [vertaling Paul Beers]

Het tweede voorbeeld (de worstelschool; eigenaardig dat Yourcenar er geen drie geeft want dat bekt toch altijd beter – had ze er geen derde bij de hand?) kan ik niet thuiswijzen – maar het eerste wel, het komt, dat is niet moeilijk want de naam staat er al, uit de Phaedrus en het toeval wil dat ik die passage nog maar net las. En bijgevolg kan ik mijn leeservaring toetsen aan die van Yourcenar. En wat blijkt: aangezien het gefilosofeer van de heren rivieroeverbezoekers me al bijzonder vlug verveelt (en bij mij veeleer een mistige indruk maakt dan een die door zonnige wolkjes wordt teweeggebracht), heb ook ik meer aan de doorkijkjes naar het ‘gewone’ leven – zij het, en dat zal dan wel een verschil zijn, dat de homo-erotische component van deze tableaux vivants mij minder dan Marguerite vermag te boeien. Gevolg: ik leg het boek al vrij vlug na het zoeken van een plekje bij de rivier, waarbij vooral de kwaliteit van de ondergrond wordt geprezen (‘het prettigst van al [de plataan, het frisse water, het frisse briesje, het ‘helder zomers gesuizel’ – de vertaling is van Xaveer de Win] is nog het gras, zoals het op de zachte glooiing juist vol genoeg gegroeid staat om de ideale ligging te verzekeren, als ge uw hoofd wilt neervlijen’) – ik leg dus al vrij vlug het boek naast me neer, terwijl ik veronderstel dat Yourcenar, sowieso veel beslagener in antieke toestanden, en zeker en vast veel ‘geletterder’, de kelk – om in de socratische beeldspraak te blijven – wél tot de bodem zal hebben geledigd. En dat niet één keer maar ongetwijfeld meerdere keren. Ach, het gesuizel, de glooiing, het neervlijen