donderdag 28 oktober 2004

Mijn woordenboek (36)

AANSLIBBEN
Als de tijd een rivier is, dan is het aanslibsel het uit herinneringen bestaande puin. En het gebouw waarvan dat puin het puin is, is ons voorbije leven. De herinneringen worden meegesleurd door de tijd, blijven over de hele bedding van de rivier achter, worden tegengehouden door obstakels. Of ze zakken gewoon naar de bodem. Geen erg: zo ontdoen wij ons van een massa details die nergens toe dienen. We verdringen ze, verdrinken ze. Geen mens die die hele last kan torsen; op die manier is je levensbootje onherroepelijk tot zinken gedoemd. De tijd stroomt verder en veel raakt vergeten. Sommige partikels slibben niet aan: we onthouden ze, ze blijven ons vergezellen. Maar op een dag zakken ook zij weg, blijven zij ergens haperen. Of de rivier droogt uit. Dan staat de tijd stil, wat wel eens gebeurt als onze aderen zijn dichtgeslibd. Als in de rivieren van onze aderen het puin van ons leven zich heeft opgehoopt tot niet te slechten hindernissen. Tot dood.