donderdag 27 juli 2023

Wim Kayzer, De waarnemer

notitie 394

DE EENOGIGE WAARNEMER

Minder bekend van de eenogige televisiemaker Wim Kayzer is dat hij zelf ook literair bedrijvig was. In 2004 publiceerde hij de 652 bladzijden tellende roman De waarnemer. Die stond hier al vele jaren – als slachtoffer van mijn vooroordeel dat mediafiguren hun literair succes meestal in de eerste plaats aan hun naambekendheid te danken hebben – ongelezen in de kast, tot iemand mij liet weten dat het haar lievelingsboek is.

[H]et leven is toch niets anders dan een opeenstapeling van anekdotes…’ (306) En: ‘Als mensen hun verhaal niet kwijt kunnen, is er helemaal geen verhaal.’ (290) De waarnemer lijkt een compilatie van anekdotes, herinneringen, bespiegelingen… zonder al te veel samenhang. Maar er zit wel degelijk een lijn in en heel kort weergegeven komt die lijn, noem hem ‘het verhaal’, hier op neer:

De ik-figuur, Hippocrates, was huisdokter in ‘het Noorden’, in een grote stad aldaar, het zou Amsterdam kunnen zijn. Hij is ooit verliefd geweest op Maria, maar die heeft zichzelf van het leven beroofd – zonder opgaaf van reden, wat nog verschrikkelijker is. Zeker ook omdat zij hem ooit op onnavolgbare wijze haar liefde had verklaard: ‘Ik weet niet wat houden van betekent en nog minder wat een ziel voorstelt, maar ik houd zielsveel van je. Zonder jou is de wereld alleen de wereld en die ken ik al.’ (64)

In een Zuid-Frans dorpje in de omgeving van Nîmes vindt Hippocrates na zijn vroegtijdig afgebroken doktersbestaan afzondering en rust op de afgelegen hoeve die hem werd nagelaten door de uitbaatster van het dorpscafé Sophie Grefeuille. Deze Sophie was getrouwd met Serge, een ex-militair met een obscuur verleden in Indochina en Algerije. Tussen haar en Hippocrates ontstaat een bijzondere, volkomen legitieme vriendschapsband, die in de roman postuum wordt voortgezet door middel van een correspondentie. Ja, een correspondentie tussen een levende en een dode. De waarnemer bestaat uit een gigantisch lange brief, die wordt afgewisseld met fragmenten uit Sophie’s geschriften.

Een andere stem die meespeelt, is die van Hippocrates’ overleden vriend uit ‘het Noorden’ Jeroen. Maar ook in Zuid-Frankrijk is de dood alom aanwezig. Niet alleen Sophie, moeder van een in een verkeersongeluk omgekomen zoon, wordt ziek en sterft. Ook Serge volgt haar. En Hippo’s buurman Simon krijgt Alzheimer. De waarnemer is doortrokken van ouderdom, verval en dood: ‘de armoede van de ouderdom, als niets meer voor de eerste keer kan worden beleefd’ (154). Wie oud is, is zo iemand die ‘alleen nog mag toekijken en [die] zich intussen al die keren herinnert dat hij had kunnen doen waarvan hij nu alleen nog maar kan dromen. [...] [Hij is] alleen nog toeschouwer.’ (387) De waarnemer is, kortom, een roman over het leven en de weemoed die daarmee gepaard gaat: ‘we zullen nooit worden wie we hadden willen zijn’ (67).

De roman bestaat voor een groot deel uit filosofische bespiegelingen, maar er gaat ook veel aandacht naar de inspanningen die Hippocrates levert om het aan hem toevertrouwde domein te behoeden voor een definitieve heropneming in de omringende wildernis. Deze inspanning, die bovendien het voordeel heeft dat ze de dokter/tuinier tijdelijk verlost van zijn denken en dus van zijn angsten en muizenissen, levert de centrale metafoor in dit boek: ze staat voor de – uiteindelijk altijd vergeefse – poging om aan het leven een definitieve betekenis te geven. Zoals de tuinman een stuk natuur probeert te vrijwaren voor de wreedaardige en zich aan elke menselijke inmenging en zingeving onttrekkende mechanismen, antagonismen en cycli van de onverschillige natuur – ‘onverschilligheid, vermomd in weelderigheid’ (194) –, zo probeert het individu Hippocrates aan zijn woelige en niet altijd rechtlijnige bestaan alsnog een structuur en zin te verlenen. Dit individu past in een veel ruimer geheel. ‘Je bent één met iets dat veel groter is dan jij en dat veel langer zal bestaan, maar toch neem je er even deel aan.’ (317) Het leven stelt niet zo heel veel voor.

Hoe vergeefs het streven is om ordening aan te brengen, om zin te verlenen aan dit voor even deelachtig zijn aan een veel grotere, onverschillige en woekerende geheel, wordt duidelijk wanneer Hippocrates ook bij zichzelf de symptomen waarneemt die hij nog maar net bij zijn alsmaar zieker wordende buurman Simon heeft kunnen vaststellen.

De waarnemer is, zou je vereenvoudigend kunnen stellen, een filosofische roman. Veel hoop gunt Kayzer zijn lezers niet. Hij toetst, via zijn hoofdpersonage, zijn overtuigingen en vragen af aan de verhalen van Hippocrates’ ex-patiënten en dorpsgenoten. In een zelfgekozen maar door de omgeving niet gewaardeerde en ten dele onmogelijk gemaakte afzondering, en verwikkeld in de strijd met een zich als wodkafles aandienende Koning Alcohol, probeert de voormalige huisdokter een antwoord te vinden op zijn angsten en dan toch eindelijk zijn rouw om Maria te verwerken. Zijn postume conversatie met Sophie houdt hem bij de les, tot uiteindelijk Alzheimer het van haar overneemt. ‘Het verhaal, dat er al nauwelijks was, zal hopeloos zoek raken.’ (372)

De waarnemer garandeert een intense leeservaring voor wie zich niet stoort aan breed uitgesponnen ernst en zwaarte, voor wie zich tot het eind kan laten meevoeren door de gedreven vertelzucht en de gave stijl van Wim Kayzer. De manier waarop hij alle nevenfiguren in het boek tot leven wekt en vooral, in de laatste tientallen bladzijden, als het ware van binnenuit de aftakeling van een brein beschrijft, is zonder meer indrukwekkend.De ritmestoornissen van het brein […] maken je leven belachelijk, je bent onverhoeds alleen nog de waarnemer van een vreemde. […] Je neemt alleen nog waar dat je niets meer te vertellen hebt over je eigen hersens, ze gaan met je aan de haal, ze vormen de vreemdste combinaties, en al zou je schreeuwen dan zou je geschreeuw ze niet in het gareel brengen. Niets helpt.’ (82) En: ‘Dat is het hopeloze van dementie: waaraan moet je haar herkennen? Anderen nemen haar waar. Zelf ben je je er al snel niet meer van bewust.’ (497) En: ‘Kon ik je maar uitleggen wat het betekent om je verstand te verliezen, zonder te weten of je het al niet verloren hebt.’ (589)

Het wrede van dementie is natuurlijk ook dat de op zich al fundamentele eenzaamheid van de mens nu werkelijk helemaal onoverbrugbaar wordt doordat alle communicatielijnen worden afgesloten. En dat zelfs de liefde teloorgaat: ‘Als de hersenverbindingen in hoog tempo worden afgebroken, wat blijft er dan van de liefde over?’ (610) Maar hetzelfde geldt voor de angst: ‘Wat is iemand nog als hij nergens meer bang voor kan zijn?’ (651)

Ik wees al op de parallel tussen de ordening in de tuin en die in het leven van de protagonist: ‘een mens moet een keertje opruimen, anders komt hij om in zijn eigen gedachten’ (509). En: ‘het enige Arcadia: de plek waar niet gedacht wordt’ (570). Maar uiteraard is er ook de ordening die de schrijver realiseert met zijn boek – iets waar hij uitdrukkelijk op wijst: ‘Ik weet niet of wat ik je vertel belangrijk is […] het ziet eruit zoals de omgeving van de hoeve er over een jaar of wat zal uitzien: ordelijk, zonder dat ik op dat moment nog zal weten wat ik ooit ordende: de chaos, het onkruid, ze zullen verdwenen zijn uit mijn herinnering. Dus wat schrijf ik je eigenlijk.’ (123)

Mijn lievelingsboek wordt het niet, maar ik schat De waarnemer toch heel hoog in.


Wim Kayzer, De waarnemer (2004)