woensdag 12 juli 2023

notitie 389

ZESDE DAG 6-10


VI – 6.

Michele Scalza beweert bij hoog en bij laag dat de Baronci’s niet alleen van Florence het oudste adellijke geslacht zijn, maar ook van de hele wereld ‘en omstreken’. De Baronci’s, zo voert Scalza aan, hebben allemaal een onvolmaakte tronie. Zij moeten dus wel het oudste geslacht zijn aangezien God Zijn scheppingsarbeid slechts gaandeweg heeft vervolmaakt.


VI – 7.

In Prato staat op overspel de doodstraf en dat is wat madonna Filippa boven het hoofd hangt aangezien ze, liggend in de armen van de jonge edelman Lazzarino dei Guazzagliotri, werd betrapt door haar echtgenoot Rinaldo dei Pugliesi. In de rechtbank evenwel dient donna Filippa de rechter zo gevat van antwoord dat ze niet alleen haar vrijspraak krijgt maar ook aan de basis ligt van een wetswijziging.


VI – 8.

Wanneer het zelfgenoegzame meisje Cesca zich ergert aan het feit dat ze in de stad alleen maar lelijke mensen heeft gezien, raadt haar oom, Fresco van Celatico, haar aan om dan toch maar beter niet in de spiegel te kijken. Het domme wicht snapt zijn hint niet.


VI – 9.

Wanneer de filosoof en epicurist Guido door Betto Brunelleschi tussen grafstenen in het nauw wordt gedreven omdat hij geen deel wenst uit te maken van Betto’s sociëteit, dient hij Betto gepast van antwoord door hem erop te wijzen dat die er met zijn dwaasheid erger aan toe is dan de doden onder de stenen.


VI – 10.

Eens per jaar trekt broeder Ajuin op bedeltocht naar Certaldo. In ruil voor de milde schenkingen van de inwoners belooft hij hun een veer uit de vleugel van de engel Gabriël te laten zien. Weten zij veel dat het in werkelijkheid een pluim is van een papegaai, een dier waarvan zij het bestaan niet bevroeden. Twee kwajongens, Giovanni en Biagio, besluiten de broeder een poets te bakken. Zij zoeken en vinden de engelenveer in broeder Ajuins herbergkamer, onbeheerd achtergelaten door broederknecht Guccio, die het te druk heeft met het versieren van de keukenmeid. Giovanni en Biagio vervangen de veer door wat houtskool. Wanneer broeder Ajuin ten overstaan van het ter aanschouwing van het engelengevederte samengedromde volk met deze verwisseling wordt geconfronteerd, lult hij zich uit de netelige situatie met een bloemrijke improvisatie. Dankzij de onnozele lichtgelovigheid van de Certaldezen slaagt hij erin hun wijs te maken dat de houtskool afkomstig is van het vuur waarop de heilige Laurentius werd geroosterd.


Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)