vrijdag 21 mei 2021

logboek 22

210519

Het is niet van mijn gewoonte om boeken niet uit te lezen, maar nu leg ik er toch twee tegelijk aan de kant. (Het leven is kort en er is nog zoveel, enzovoort – .)

De ontdekking van de wereld van de Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector (A discoberta do mundo, 1984; vertaling Harrie Lemmens, 2016) is een verzameling krantencolumns, ‘kronieken’ noemde zij ze zelf. Ik schafte mij het boek aan omdat Pierre Plum er indertijd zo enthousiasmerend over schreef op zijn onvolprezen FB-tijdlijn. Volgens het achterplat vormen deze ‘mengeling van essays, aforismen, gesprekken, gedachtestromen, herinneringen en mijmeringen’ een ‘prachtig zelfportret’. Dat zal dan wel zijn, maar deze vrouw, die – nog altijd volgens dat achterplat – wordt omschreven als ‘raadselachtig, hermetisch, ondoorgrondelijk, enigmatisch en, dus, mysterieus’ heeft mij ook na tweehonderd bladzijden niet weten te boeien. Integendeel, ik vind haar zelfingenomen, hautain, egocentrisch en, niet onbelangrijk, helemaal niet zo’n goeie schrijfster. Desalniettemin streepte ik hier en daar iets aan. Bijvoorbeeld: ‘Sommige dagen zijn zo saai en leeg dat ik jaren van mijn leven zou geven in ruil voor een paar minuten van genade.’ (78) Of, toepasselijk: ‘De tijd vliegt, de tijd is kort: ik moet opschieten maar tegelijk leven alsof mijn leven eeuwig is.’ (91) Ik liet het boek steeds vaker liggen, vergat op den duur dat ik erin bezig was, en houd het nu dus voor bekeken. Adieu, Clarice! *

Ook voor Uwe Johnson heb ik geen tijd meer, althans niet voor Vermoedens omtrent Jakob (Mutmassungen über Jakob, 1959; vertaling Carlien Brouwer, 1990), waaraan ik begon omdat ik had vernomen dat je het kunt lezen als voorbereiding op het hier op mij wachtende, monumentale en, als ik Herman Jacobs mag geloven, fenomenale Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl. De lezer wordt in het nawoord gewaarschuwd: Johnson houdt ervan om allerlei registers en chronologieën door elkaar te mengen en verschillende personages aan het woord te laten zonder duidelijk te maken wie dan wel aan het woord mag zijn. Het resultaat is dat je je meer zit af te vragen wie en hoe en waar dan dat je oog hebt voor de inhoud van het verhaal, de historische context, het achterliggende ideeëngoed eventueel. Waardoor je aanzwellende ergernis over het feit dat je meer een puzzel zit op te lossen dan een roman aan het lezen bent je aanvankelijke nieuwsgierigheid wegduwt en er vooral frustratie overblijft. Zo is het althans mij vergaan. Ik wil gerust een 62 jaar geleden boek lezen over een achterhaalde politieke situatie in een ander land (Stasipraktijken vlak voor het oprichten van het IJzeren Gordijn), maar als ik daar buitensporig veel moeite voor moet doen, ja, dan diep ik wel een ander boek over die materie op uit mijn bibliotheek: Uwe Timm of Uwe Tellkamp of Christa Wolf of Greta Seghers, ik zeg maar iets, auteurs die misschien iets minder experimenteel en avantgardistisch zijn dan deze Uwe Johnson waar ik niet slim genoeg voor ben. *

Intussen heeft Rudi Laermans mij wel aangepord om toch door te zetten met Vermoedens omtrent Jakob: ‘Geen makkelijk boek, al lijkt het mij heel goed vertaald. Zinderend van radeloosheid: persoonlijk, politiek, relationeel. Met nog eens een melancholische ondertoon ook. (…) Lees eerst het nawoord, dat geeft de sleutels voor de stemmen, zonder ook de verhaallijnen te onthullen. Al houd ik wel van de relatieve autonomie van die stemmen: alsof je in het café zit te luistervinken.’ Die bedenking, van dat luistervinken, had ik mij ook al gemaakt, maar als je niet kunt achterhalen waarover die stemmen aan de toog het dan uiteindelijk hebben, houd je daar toch op den duur mee op. Maar goed, misschien geef ik Jakob toch nog een kans. *