woensdag 3 juli 2019
facebookbericht 1195
Ik heb De
hondsdagen ook net uit. Het is Pierre Plum zijn 'schuld' dat ik het boekje
van mijn plank haalde waar het al tien jaar stof stond te verzamelen en naar
mijn aandacht haakte. (Ik bezit een zevende druk uit 1962!, ooit (maar waar?)
op een rommelmarkt verworven.) Met het hem kenmerkende procedé had Plum er een
stukje over geschreven, vertrekkende van de vaststelling dat het weer zo'n
pokkehete dag zou worden, een hondsdag, en jawel, dus, uiteraard kon Claus'
vroege worp niet buiten de ochtendlijk-associërende plumiaanse schijnwerper
blijven. Natuurlijk is er veel ergernis mogelijk over Claus' idiosyncratieën
(is dat een toepasselijke term, hier in dezen, Herman Jacobs?). Maar wat hem siert is
de branie waarmee hij zich daar niets van schijnt aan te trekken. En geef toe,
dat krakkemikkige Vlaams van hem heeft toch wel iets? Eigenlijk was Claus,
zeker in zijn romans, toch ook wel een soort van Fabre-achtige charlatan. Rad
van tong, en gooi die hele mythologie maar door de mixer. Zoiets. Paul Claes
zal het wel uitleggen. De additionele lectuur van het laatste hoofdstuk van
Georges Wildemeersch' Hugo Claus. De
jonge jaren en van een essay van G.F.H. Raat ('De stem van de vitale mens.
Het proza van Hugo Claus tussen 1950 en 1955') in Het teken van de ram 2 over desbetreffende roman vond ik nuttig.