zaterdag 2 mei 2009
Gabriel García Márquez, Kroniek van een aangekondigde dood
090416 en 090502 – Wat Gabriel García Márquez in Kroniek van een aangekondigde dood klaarspeelt, is fenomenaal. Op het eind van dit uiterst geserreerde boek – een mindere schrijver had met gemak drie keer meer bladzijden nodig gehad om hetzelfde te zeggen – weet hij de lezer nog in spanning te houden of de wandaad zich al dan niet zal voltrekken, terwijl de allereerste zin al meteen doodleuk de uitkomst weggeeft: ‘Op de dag dat ze hem zouden doden, stond Santiago Nasar om 5 uur 30 ’s morgens op om de komst van de boot, waarmee de bisschop zou arriveren, af te wachten.’ Talloos zijn dan ook de plaatsen waar je kunt zeggen: kijk, hoe hij hier de spanning opvoert. Het spreken over de voortekenen van dromen, het kraaien van de hanen, een brief met een ongetwijfeld belangrijke inhoud die niet wordt opgemerkt en op de grond blijft liggen, iemand die zegt van Nasars tegenspeler Bayardo San Román dat hij ‘op de duivel’ lijkt, enzovoort. Ook straf is dat Márquez pas naar het einde toe laat doorschemeren dat het hier om een op werkelijke feiten gebaseerde fictie gaat. Steeds nadrukkelijker wordt de vermenging tussen feit en fictie gethematiseerd. Bijvoorbeeld in de zin op bladzijde 79 ‘ik weigerde toe te geven dat het leven uiteindelijk zo op slechte literatuur ging lijken’. Deze zin wordt bovendien zeer nadrukkelijk in de toevoeging ‘Het verhaal van het verhaal’ letterlijk herhaald. Waarmee Márquez lijkt aan te geven hoe dun de grens tussen beide wordt wanneer de gebeurtenissen zo onwaarschijnlijk zijn, maar daarom niet minder reëel, dat de schrijver ze als fictie moet voorstellen om ze in de ogen van de lezer waarschijnlijk te maken.
En natuurlijk moet het zo, want als hij al in het begin had gesteld dat er werkelijk gebeurde feiten aan het verhaal waren voorafgegaan, dan zou dat opvoeren van de spanning natuurlijk nergens goed voor zijn en zou het hele relaas in elkaar stuiken – zeker ook omdat niet alles wordt uitgeklaard. Op een filosofisch niveau zou je kunnen stellen dat, zoals wel vaker bij Márquez, Kroniek van een aangekondigde dood gaat over de onlogische wendingen die het lot in het leven neemt en, bij uitbreiding, over het leven zelf – want wat is dat anders dan een opeenvolging van rare feiten die, hoe ze ook verlopen, op de dood uitdraaien?
Elke dood is aangekondigd. In die zin is het dorp Manaure exemplarisch. Het ligt aan de rivier. De gebeurtenissen in het dorp voltrekken zich op een onlogische en wrede manier. Zin is er niet in te vinden. De zin die door het geloof zou kunnen worden aangereikt, voldoet niet: de bisschop vaart gewoon aan het dorp voorbij zonder aan te meren en uit te stappen. Hij zegent enkel het dorp vanuit de verte en hij doet dat op een verveelde, ongeïnteresseerde manier. En de pastoor, die net als iedereen heel goed weet wat er te gebeuren staat, vergéét in te grijpen omdat zijn dagdagelijkse besognes hem meer in beslag nemen.
Zo zien wij het aangekondigde elke dag opnieuw over het hoofd.