Als hij zou kunnen, hij bespeelde beslist al die instrumenten tegelijk. Maar dat kan natuurlijk niet, een mens heeft maar één stel stembanden, twee longen, twee handen, twee voeten. Toch klonk wat Spinvis bracht vól.
Eén live gebracht instrument en daar nog écht bij zingen, en de rest aanvullen met bandjes, neen, dat gaat niet. Mensen pikken dat niet – en terecht. Spinvis bedacht (?) een prachtige tussenoplossing: hij maakte ter plekke de samples. Dat gaat zo. Hij speelt een riedel of een rif op zijn gitaar, of drumt een lijntje op zijn trommels, of maakt een geluidje met een speelgoedxylofoon of gewoon door een blad papier te verfrommelen. Hij neemt dat op.
En dan speelt hij een eindeloze herhaling ervan af. Al die geluiden en lijnen samen passen bij elkaar. En daarop bouwt Spinvis dan zijn song. Het is gesampled én live tegelijk. Het is vast en zeker aanvaardbaar. Zeker ook omdat je, door dit ontrafelen van het samenspel in afzonderlijke lijnen en geluiden, een inzicht krijgt in de structuur van zo’n compositie. Je hoort dingen die je anders, lui en onmuzikaal als je bent, nooit zou horen.
Spinvis werkt ook met beelden. Drie verticaal opgestelde schermen achter de zanger vormen een koor van wisselende beelden en geluiden. Het zijn ook samples, maar dan wel vooraf opgenomen uiteraard. Dit moet je er dan wel bijnemen als niet-live. Hiervoor wordt de compensatie niet geboden door het ter plekke vervaardigen maar door de aangrijpende esthetische kracht van de beelden.
U moet hier, op de post van 24 december 2008, maar eens kijken om er zich een idee van te vormen.