dinsdag 20 mei 2008

Mijn woordenboek (192)

AFLAAT
Mijn peilloze verwondering, dat het ooit heeft kunnen bestaan en dat de heffe des volks erdoor kon worden misleid: door die plompe, al te opzichtige vermenging van moraal en economische logica, door die mime van een afbetalingssysteem om renteloos tijd in de hemel te kopen. Het is, samen met het geloof in de verrijzenis, de leer van de transsubstantiatie, de kathedralenhybris, de gruwelvoorstellingen in de Romaanse iconografie, de à la carte-verschijningen van de Moedermaagd, de dogma’s van onbevlekte ontvangenis en onfeilbaarheid, het bloedend hart, het pasterke van Ars, het geloof in de efficiëntie van paternosters bidden en kaarsen branden, de missioneringsijver, de seksuele moraal en nog tal van andere primitieve verzinsels zonder enige twijfel een van de meest krankzinnige verwezenlijkingen van tweeduizend jaar christendom geweest. Behendig inspelend op de aanleg tot neuroses, het onvermogen om zelf te beslissen, de dom- en luiheid die het denken over eindigheid in de weg staan. Op de bereidheid zich te onderwerpen aan een bloedrode wereldlijke macht die zich achter kardinaalsrood verschanst. Op de condition humaine, de kruideniersmentaliteit in velen. De angst.