080513 – Jan Fabre heeft in het Louvre een halve vleugel mogen vullen met zijn sculpturen, installaties en tekeningen. Zij ‘gaan een dialoog aan’, zoals dat tegenwoordig zo fraai wordt gefrazeld, met de 14de- tot 17de-eeuwse Vlaamse, Hollandse, Franse en Duitse schilderkunst. Mooi, en veel eer voor onze compatriot, maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat (a) Fabre zijn privémythologie desgevraagd in om het even welke museale context dialogen zou kunnen doen aangaan, dat (b) Fabre erg veel tekst nodig heeft, en dat (c) de werken van Fabre een povere smoezeligheid aankleeft, die zeker in contrast met de meesterwerken uit de genoemde eeuwen en dito cultuurgebieden, zwaar opvalt (alle engelenhaar, skarabeegeflonker en bladgoud ten spijt). Het lichtpunt, en wat mij betreft hoogtepunt, van deze vreemde hommage was de video ‘Het probleem’ waarin we zien hoe Fabre zich, bollen rollend, vermeit in het gezelschap van twee vooraanstaande Duitse filosofen (een ervan is Peter Sloterdijk). Het uitgelezen gezelschap amuseert zich zichtbaar. (Toelichting: de bollen die de heren voortrollen zijn manshoog, de activiteit wordt zonder aanwijsbare richting en zonder nut uitgevoerd op een Beiers stoppelveld, en zij refereert aan het voortrollen van keverhoge mestbollen door de mestkevers die al evenzeer Fabres universum bevolken.) In dat filmpje is overduidelijk te zien dat Fabre het allemaal ook niet zó serieus meent, en dat vormt een aangenaam relativerende toon bij al zijn topzware en bloederige symbolen en metaforen. Deze indruk van ironie blijft bij en roept in elk geval bij mij de prangende vraag op: is hier een charlatan aan het werk die de Fransozen op Tijl Uylenspiegelachtige wijze magistraal bij de neus heeft genomen?