Die eerste erkenning deed deugd. Voor een bevriende kunstenaar mocht ik een een paar foto’s maken in de fabriek waar zijn meubelontwerpen werden uitgevoerd. ’t Zou dienen voor een brochure. Dankbaar werk was dat: een spectaculair onderwerp, de monumentale ruimte vol perspectief en licht. Zonder technische toeters en bellen, amateuristisch eigenlijk, maakte ik in een halfuurtje enkele snapshots. Ik hoefde me niet bezig te houden met lichtmeters, belichting, poses en wat dan ook, en kon meteen proberen de essentie te vatten. Deze foto lijkt me nu het beste weer te geven waar het toen om ging. De kunstenaar en de uitvoerder, het geconcentreerde slijpen, de verpakkingskrat voor het uiteindelijke resultaat – en de verre bestemming achter die krat: dat staat er allemaal op. Wat de artistieke geest aanvankelijk vaag vermoedde, wordt met scherpte omgezet in materie.
Dat alles zie je pas achteraf, natuurlijk: een halfuurtje is niet genoeg voor ensceneringen. Het is een vreemd proces, al bij al: van iets proberen de essentie te vatten. En dat dat op de een of andere, onnaspeurbare manier lukt.
Dat is, denk ik, wat een fotograaf vooral moet kunnen. Moet kunnen afdwingen.